3. Voorbereiding voorafgaand aan de
installatie van het decoratiepaneel
Controleer of het binnenapparaat correct is opgehangen voordat u het
decoratiepaneel installeert. Het binnenapparaat is correct geïnstalleerd als de
bodem ervan 57 tot 67 mm in het plafond verzonken is (zie Diagram 2). Gebruik
het passtuk bovenaan op de kartonnen doos om de installatiepositie van het
hoofdapparaat in de breedte en de lengte van de rechthoekige uitsparing te
controleren en aan te passen, zoals weergegeven in de volgende afbeelding.
[Diagram 2] (P.2)
A
Waterpas
B
Breedtemaat van de plafondopening
C
hoofdapparaat
D
Controleer met behulp van een waterpas of het hoofdapparaat waterpas hangt.
E
Lengtemaat van de plafondopening
F
Passtuk
G
Plaats de passtukken op de juiste wijze zoals in de afbeelding staat
aangegeven voor de breedte- en de lengtemaat.
H
Uitsparingsranden plafond
I
Werk de uitsparingsranden van het plafond af volgens deze maten.
(Aanbevolen: 10 mm)
• Onvoldoende luchtstroming, druppelend vocht en kromtrekkende panelen
kunnen het gevolg zijn als het binnenapparaat niet juist aansluit op het
plafondoppervlak.
(Het passtuk is dusdanig ontwikkeld, dat het de standaard installatieposities
toont.)
• Controleer of de plafondopening de onderstaande afmetingen heeft.
Afmetingen model 40: 1040 × 670
Afmetingen model 63: 1210 × 670
Afmetingen model 100: 1710 × 670
Afmetingen model 125: 1970 × 670
• Beweeg het servicepaneel volgens de in Diagram 3 weergegeven volgorde
om het te verwijderen.
(Dempingsmateriaal is tussen het paneelframe en het paneel geplaatst.
Verwijder dit dempingsmateriaal en verwijder vervolgens het paneel.)
* Zie Diagram 14 voor details over de installatie van het servicepaneel.
[Diagram 3] (P.3)
<Het servicepaneel openen>
A
Servicepaneel
4. Installatie van het decoratiepaneel
Draai tijdelijk de twee bevestigingsbouten (lang, bijgeleverd) diagonaal ten
opzichte van elkaar vast, zoals getoond in Diagram 4, voordat u het
decoratiepaneel installeert. (Schroef de lange bevestigingsbouten aan tot op het
punt waarop de eerste draad ervan door de moer op het apparaat is gedraaid,
zoals getoond in Diagram 5.) Controleer ten slotte of de connector van de
automatische uitblaaslamellen zeker naar de leidingkant is gericht voordat u
doorgaat met de installatie.
[Diagram 5] (P.3)
A
Eerste gedeelte van de bout
C
Tweede gedeelte van de bout
E
Paneelbevestigingsbout (lange)
Zodra de uitlijning in orde is, plaatst u de uitsparingen in de inlaatpoort van het
paneelframe over de lange bevestigingsbouten. (Zie Diagram 6.) Plaats eerst
de twee uitsparingen aan de zijde tegenover de leidingkant, en vervolgens de
twee uitsparingen aan de leidingkant. (Zie Diagram 12.) (Druk de
bevestigingsbouten aan de leidingkant van binnenuit aan om het werk te
vergemakkelijken.) Het paneelframe kan nu tijdelijk worden vastgemaakt maar
kan nog steeds los raken wanneer het omhoog wordt geduwd, of wanneer het
aan schokken wordt blootgesteld. Houd de twee andere hoeken op hun plaats
met de twee korte bevestigingsbouten.
[Diagram 6] (P.3)
A
Plafond
Paneelbevestigingsbout (lange)
C
• Bedrading automatische uitblaaslamellen
In het geval van model 40, 63, 100
Verwijder de schakelkast van het hoofdapparaat. (Zie Diagram 7.)
[Diagram 7] (P.3)
A
Zijframe
Leid vervolgens de stroomdraad van de uitblaaslamellenmotor via het gat in het
zijframe en het kanaal aan de nauwe zijde van het afvoergoot. (Zie Diagram 8.)
[Diagram 8] (P.3)
A
Afvoergoot
C
Onderhoudsdeksel
E
Kabelbinders
G
Uitblaaslamellenmotor
Sluit de stroomdraadconnector van de uitblaaslamellenmotor van het paneel
stevig aan op CN7V van de interne voeding in de schakelkast van het
hoofdapparaat. (Zie Diagram 9.)
B
Plafond
D
Hoofdapparaat
B
Hoofdapparaat
Paneel
D
B
Deksel schakelkast
Stroomdraad (van paneel) voor
B
uitblaaslamellenmotor
D
Regeleenheid hoofdapparaat
F
Paneelkant-aansluitstekker (wit)
H
Paneelkant-aansluitstekker (groen)
[Diagram 9] (P.3)
A
Interne voeding
C
Ivoorkleurig
In het geval van model 125
Bij het verwijderen van de afdekplaat van de verbindingsklemmen (op twee
plaatsen vastgeschroefd) zoals wordt getoond in Diagram 7, komt de
elektriciteitsdoos bloot te liggen. Lokaliseer nu de verbindingsklem voor de
schoepmotor.
Sluit de twee verbindingsklemmen (voor de schoepmotor en de
beperkingsschakelaar), waarvan de draden van het paneel leiden, aan op de
bijbehorende verbindingsklemmen in de elektriciteitsdoos. (Zie Diagram 8.)
* Bundel de stroomdraad met de meegeleverde kabelbinder om te voorkomen
dat de draad wordt afgeklemd door het servicepaneel.
* Forceer nooit de automatische uitblaaslamellen tijdens de montage, omdat dit
kan resulteren in systeemstoringen.
• Decoratiepaneel bevestigen
Positioneer het decoratiepaneel en draai de (lange) tweedefasebouten aan
totdat het paneel aansluit op het plafond. (Zie Diagram 10.) Daarnaast moeten
alleen in het geval van model 100, 125 de meegeleverde kruiskopschroeven en
tussenringen worden gebruikt om het paneel tegen het centrale gedeelte van het
hoofdapparaat te bevestigen. (Zie Diagram 11.)
[Diagram 10] (P.3)
A
Paneelbevestigingsbout
C
Hoofdapparaat
[Diagram 11] (P.3)
A
Tussenring
• Aandraaivolgorde paneelbouten
1. Schroef de twee kruiskopschroeven om en om gelijkmatig vast op het
middelste gedeelte van het paneel (geldt uitsluitend voor model 100, 125).
2. Na voltooiing van stap 1 schroeft u de lange en de korte bevestigingsbouten,
die tijdelijk werden aangedraaid en Diagrammen 5 en 6, en de
kruiskopschroeven vast. (Zie Diagram 12.)
[Diagram 12] (P.4)
Kruiskopschroef (geldt alleen voor model 100, 125)
A
B
Paneelbevestigingsbout (lange)
C
Bevestigingsbout (kort)
D
Uitsparing U-vorm
OPMERKING:
Het paneel kan kromtrekken als de vastdraaivolgorde niet wordt
aangehouden of als de bouten niet tijdelijk zijn vastgedraaid.
* Draai de vier bouten (zes bouten per paneel voor modellen 100 en 125)
gelijkmatig vast totdat er tussen het apparaat en het paneel, en tussen het
paneel en het plafond, geen kieren meer zichtbaar zijn.
* Als er zich kieren bevinden tussen het apparaatframe en het decoratiepaneel,
zal de luchtstroming onvoldoende zijn, wat kan resulteren in condensatie en
druppelend vocht. Daarnaast kunnen er bij kieren tussen decoratiepaneel en
plafondoppervlak paneelcondensatie en vervuiling van het plafond optreden.
(Zie Diagram 13.)
[Diagram 13] (P.4)
A
Kier
* Controleer opnieuw de ophanging van het hoofdapparaat als de installatie
van het paneel niet is gelukt.
5. Installatie servicepaneel
• Installatie servicepaneel
Haak een zijde van het servicepaneel vast en monteer het paneel dan
volgens de volgorde die in Diagram 14 wordt getoond.
[Diagram 14] (P.4)
* Zorg ervoor dat de veiligheidskabels aan beide zijden in de gaten van het
paneel worden vastgehaakt om ongelukken te voorkomen. (Zie Diagram 15.)
[Diagram 15] (P.5)
A
Sleuf voor veiligheidskabel (in beide panelen)
6. Beweging van de automatische
uitblaaslamellen controleren
Voer de aanwijzingen uit zoals die in de installatiehandleiding van het
hoofdapparaat staan (testbedrijf) of zoals die in de gebruiksaanwijzing staan om
de beweging van de automatische uitblaaslamellen te controleren.
Stroomdraad (vanaf paneel) voor
B
uitblaaslamellenmotor
B
Plafond
D
Decoratiepaneel
B
Kruiskopschroef
21