Gebruiksaanwijzing
1.) Normen
NL
2.) Algemene informatie
In combinatie met een opvanggordel dient de valdemper uitsluitend
voor de beveiliging van personen die tijdens het werk blootgesteld zijn
aan valgevaar (bv. op ladders, daken, stellingen, enz.).
Functie:
De valdemper beperkt de tijdens een val optredende kracht tot een
voor het lichaam aanvaardbaar niveau door verandering van lengte (zie
Valdemper aanbrengen (zie afb. 1):
1. Verbindingselement (1) uitsluitend bevestigen aan een opvangoog
op de opvanggordel. 2. Tegenovergesteld verbindingselement (2) be-
vestigen aan een veilig verankeringspunt. De valdemper (3) mag niet
belemmerd worden en mag in geen geval over randen geleid of omgeleid
worden. Veiligheidskarabijnhaken en/of verbindingselementen moeten in
elk geval tegen dwars werkende krachten en knikbelasting beschermd
worden. De valdemper mag niet worden verlengd of in omsnoering
worden gebruikt.
2.1) Gebruik ok
2.2) Voorzichtig bij gebruik
2.3) Levensgevaar
3.) Verbindingsmiddelen
3.1) De aanpassing van de lengte mag niet in gebieden plaatsvinden
waar valgevaar dreigt.
3.2) De totale lengte van een verbindingsmiddel dat verbonden is met
de valdemper (incl. eindverbindingen en verbindingselementen).
4.) Gebruik als ankerstrop
4.1) De bij een val optredende maximale krachten die inwerken op
de constructie zijn afhankelijk van de gebruikte valdemper. De kracht
die inwerkt op de constructie komt overeen met de maximale kracht
waarop de stortbelasting wordt gereduceerd door de valdemper (max.
kracht is vermeld in de handleiding van de gebruikte valdemper). Bij
het toegestane gebruik door meerdere personen dienen de maximale
opvangkrachten te worden opgeteld. Maximale verlenging van de ank-
erstrop = 10 cm.
4.2) Slappe lijn vermijden.
4.3) Het verankeringspunt moet zo verticaal mogelijk boven de werk-
plaats liggen. Indien het verankeringspunt zich onder de werkplaats
bevindt, bestaat het gevaar dat de persoon bij een valpartij op lager
gelegen componenten valt. Indien het verankeringspunt zich aan de
zijkant bevindt, bestaat het gevaar dat de persoon tegen zijdelingse
componenten slaat. De hoogte van het verankeringspunt en het beno-
digde vloeroppervlak moet in ieder geval voldoende zijn om een effectief
gebruik van het systeem te garanderen (zie afb. 2):
+ originele lengte van het verbindingsmiddel (zie l, afb. 3)
+ lichaamslengte (zie x, afb. 2)
+ veiligheidsafstand (ca. 1 m, zie afb. 2)
21