Covidien Genius 3 Manual De Instrucciones página 138

Deel IX — Probleemoplossing
Als de thermometer niet goed werkt, controleert u het volgende:
Symptoom
Temperatuurmeting ongebruikelijk hoog
Temperatuurmeting ongebruikelijk laag
Indicator voor zwakke batterij brandt
Indicator voor lege batterij brandt
Scherm zwart
Systeemfout wordt weergegeven
De waarschuwings- en alarmtoestanden van de Genius-3-oorthermometer worden beschreven in Deel IV, Gebruiksaanwijzing,
paragraaf Pictogrammen van de thermometerweergave en alarmen.
Deel X — Specificaties
Klinische nauwkeurigheidskenmerken en -procedures zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de fabrikant. Voor het controleren van
de nauwkeurigheid gebruikt u een gecertificeerd zwartlichaam zoals gespecificeerd in EN 80601-2-56 of een Genius-controle-/
kalibratieapparaat – bestelnummer 303097.
Gekalibreerde nauwkeurigheidslimieten:
Omgevingstemperatuur
16 °C tot 33 °C
(60,8 °F tot 91,4 °F)
Gekalibreerde nauwkeurigheidslimieten (naar hernieuwde kalibratie*):
Omgevingstemperatuur
16 °C tot 33 °C
(60,8 °F tot 91,4 °F)
*De nauwkeurigheid na hernieuwde kalibratie met behulp van het Genius-controle-/kalibratieapparaat hoeft niet
noodzakelijkerwijs equivalent te zijn aan de fabriekskalibratie.
Weergegeven temperatuurmeetbereik:
Het temperatuurbereik hangt als volgt af van de sitemodus:
Modus Bereik °C
Oor 33,0 tot 42,0
Oraal 33,0 tot 41,9
Rectaal 33,6 tot 42,0
Bereik omgevingstemperatuur:
16 °C tot 33 °C (60,8 °F tot 91,4 °F), 15% tot 90% RV, niet-condenserend.
Bereik opslag- en transporttemperatuur:
-25 °C tot 55 °C (-13 °F tot 131 °F), tot 90% RV niet-condenserend. Als het apparaat bewaard wordt onder extreme
omstandigheden, wordt aanbevolen het apparaat te controleren op de veldkalibratiecontroleur of in de fabriek voordat het
apparaat weer in gebruik genomen wordt.
Oorthermometer en houder
Actie
Controleer de sondehuls op scheuren of gaatjes.
Controleer de sondehuls en de tip van de thermometer op vuil.
Controleer de gehoorgang van de patiënt op vuil.
Vervang de batterijen.
Vervang de batterijen.
Vervang de batterijen.
Als Systeemfout 1 of Systeemfout 2 wordt weergegeven, laat u het apparaat
20 minuten stabiliseren voordat u het gebruikt. Bij alle andere systeemfouten kan
de thermometer opnieuw worden opgestart door een sondehuls aan te brengen.
Verstuur de thermometer voor onderhoud als de systeemfout niet verdwijnt.
De servicegegevens staan in Deel XI, Klantenservice.
Doeltemperatuur
33 °C tot 42 °C
(91,4 °F tot 107,6 °F)
Doeltemperatuur
33 °C tot 42 °C
(91,4 °F tot 107,6 °F)
Bereik °F
91,4 tot 107,6
91,4 tot 107,4
92,4 tot 107,6
Nauwkeurigheid
± 0,3 °C
(± 0,5 °F)
Nauwkeurigheid
± 0,3 °C
(± 0,5 °F)
12
nl
Inhoudsopgave