2. Algemene beschrijving
2.1. Beschrijving van het aggregaat
Choke (punt 1)
Aardingsaansluiting (punt 4)
Omkasting (punt 7)
Controlelamp ½ belasting (punt 10)
Controlelamp abnormale oliedruk
(punt 13)
Vermogensschakelaar gelijkstroom
(punt 16)
3. Voorbereiding vóór inbedrijfstelling
3.1. Controle van het oliepeil
Controleer het oliepeil van de motor vóór iedere start
OPGELET
Zoals voor het bijvullen van olie, moet het aggregaat voor het controleren van het oliepeil op een horizontaal oppervlak staan.
❶ Open de omkasting (punt 7, fig. A) met een schroevendraaier
❷ De olievuldop (fig. B) losdraaien en verwijderen en de oliepeilstok afvegen en daarna in de vulpijp steken zonder vastdraaien
❸ Trek de peilstok er opnieuw uit en controleer het oliepeil
❹ Indien olie moet worden bijgevuld, nieuwe en goedgekeurde olie ingieten tot bovenaan de vulbuis (fig. B). Veeg gemorste olie
weg met een schone doek.
❺ Plaats de olievuldop terug op de vulopening en schroef hem vast.
3.2. Controle van het brandstofpeil
g de motor stil alvorens brandstof bij te tanken en doe dit alleen op een verluchte plaats.
ok niet of maak geen vuur of vonken nabij de plaats waar wordt getankt of nabij de opslagplaats van de brandstof.
Gebruik alleen zuivere brandstof die geen water bevat
ervul de tank niet (er mag geen brandstof in de vulpijp staan).
Gevaar
ntroleer na het bijtanken of de tankdop degelijk is gesloten.
rs geen brandstof tijdens het vullen van de tank.
rgewis u ervan indien brandstof werd gemorst, dat deze is opgedroogd en de dampen zijn verdreven alvorens het
stroomaggregaat in werking te stellen.
Controleer het brandstofpeil en vul zo nodig bij tot het maximumpeil (fig. C).
3.3. Controle van het luchtfilter
❶ Controleer of het luchtfilter schoon en in goede staat is (paragraaf 7.1)
3.4. Aarding van het aggregaat
Om het aggregaat met de aarding te verbinden bevestigt u koperdraad van 10 mm2 aan de aardingsaansluiting van het aggregaat en
aan een gegalvaniseerde stalen aardingspaal die 1 meter diep in de grond zit. Overigens zorgt deze aardingsaansluiting ervoor dat de
statische elektriciteit opgewekt door de elektrische machines wordt afgeleid.
3.5. Plaats van gebruik
Plaats het aggregaat op een effen, horizontaal en voldoende stevig oppervlak zodat het niet in de grond zakt (het aggregaat mag in
geen geval meer dan 10° hellen).
Kies een schone en verluchte plaats met bescherming tegen weer en wind en zorg voor bevoorrading van olie en benzine in de
nabijheid van de plaats waar het aggregaat zal worden gebruikt, met inachtname van een zekere afstand omwille van de veiligheid.
Trekstarter (punt 2)
Brandstofvuldop (punt 5)
Uitlaatdemper (punt 8)
Controlelamp 4/4 belasting
(punt 11)
Wisselstroomstopcontacten
(punt 14)
Brandstofkraan (punt 3)
Contactslot (punt 6)
Bedrijfscontrolelamp (punt 9)
Controlelamp overbelasting
(punt 12)
Gelijkstroomstopcontacten
(punt 15)