4. Gebruik van het aggregaat
Zet het stroomaggregaat nooit in werking als de omkasting niet is aangebracht.
Verwijder de omkasting nooit als het stroomaggregaat in werking is
Gevaar
4.1. Startprocedure
❶ Controleer of de aardingskabel goed aan de schroef (punt 4, fig. B) is bevestigd.
❷ Zet de start/stopschakelaar (punt 6 , fig. A) in contactstand "I".
❸ Zet de brandstofkraan op "ON" (punt 3, fig. A)
❹ Zet de choke (punt 1, fig. A) in de stand
❺ Neem de handgreep van de trekstarter (punt 2, fig. A) en trek langzaam totdat u een zekere weerstand voelt, en laat de handgreep
dan tegen de trekstarter terugkeren. Neem nogmaals de handgreep van de trekstarter vast en trek er krachtig en snel aan
(desnoods met beide handen). De motor start. Laat de handgreep van de trekstarter langzaam met de hand tot tegen de trekstarter
terugkeren.
❻ Wacht wanneer de motor is gestart totdat hij begint warm te draaien en laat dan de chokehendel langzaam terugkeren naar de
beginpositie.
4.2. Werking
4.2.1 Werking wisselstroom
Wanneer de snelheid van het aggregaat is gestabiliseerd (circa 3 mn):
❶ Controleren of de bedrijfscontrolelamp brandt
❷ De mannelijke stekker(s) in de vrouwelijke stekker(s) van het aggregaat steken.
4.2.2 Werking gelijkstroom
De 12 V-gelijkstroom is alleen bestemd voor het laden van accu's van auto's.
Het stroomaggregaat moet stilstaan voordat de elektrische kabels worden aangesloten.
Probeer de automotor niet te starten als het stroomaggregaat op de accu is aangesloten.
OPGELET
❶ Sluit de kabels op de gelijkstroomstopcontacten van het stroomaggregaat aan met inachtneming van de polariteiten (de + van het
aggregaat op de + van de accu en de – van het aggregaat op de – van de accu)
❷ Start het stroomaggregaat om de accu op te laden.
4.3. Stilleggen
lfs nadat het aggregaat is uitgeschakeld blijft de motor nog warmte afgeven.
t aggregaat moet na stilstand degelijk worden geventileerd.
Zet de start/stopschakelaar op stop О om het stroomaggregaat dringend stil te leggen.
Waarschuwing
❶ Trek de stekkers uit om de motor gedurende 1 of 2 mn onbelast te laten draaien.
❷ Zet de start/stopschakelaar op stopО en het aggregaat valt stil.
❸ Sluit de brandstofkraan