Toerentalregeling
Het toerental kan met de stelknop [1-6] traploos
tussen 2000 en 5200 min
mee kunt u de freessnelheid van het betreffende
materiaal optimaal aanpassen (zie tabel 1).
Constant toerental
Het vooraf ingestelde toerental wordt bij onbelast
toerental en bij bewerking constant gehouden.
Temperatuurbeveiliging
Als bescherming tegen oververhitting wordt de
machine bij het bereiken van een kritische mo-
tortemperatuur door de veiligheidselektronica
uitgeschakeld. Na een afkoeltijd van ca. 3-5 mi-
nuten is de machine weer bedrijfsklaar. Bij een
draaiende machine (onbelast toerental) neemt de
afkoeltijd af.
Stroombegrenzing
De stroombegrenzing zorgt er bij extreme overbe-
lasting voor dat de hoogte van de stroomopname
toelaatbaar blijft. Dit kan leiden tot een lager mo-
tortoerental. Na ontlasting komt de motor direct
weer op toeren.
Rem (allen maar TS 55 EBQ)
Bij het uitschakelen wordt het zaagblad in 1,5 – 2
seconden elektronisch tot stilstand afgeremd.
4.2
Zaagdiepte
De zaagdiepte kan van 0 – 55 mm worden inge-
steld:
- de zaagdiepteaanslag [2-3] indrukken en tot
de gewenste zaagdiepte verschuiven (de op de
schaal [2-1] aangegeven waarden gelden voor
0°-zaagsneden zonder geleiderail),
- de zaagdiepteaanslag loslaten (de zaag-diepte-
aanslag klikt in stappen van 1 mm in).
Het zaagaggregaat kan nu tot de ingestelde zaag-
diepte naar beneden worden gedrukt.
In de boring [2-2] van de zaagdiepteaanslag kan een
draadpen (M4x8 tot M4x12) worden aangebracht.
Door aan de draadpen te draaien kan de zaagdiepte
nog exacter (± 0,1 mm) worden ingesteld.
4.3
Zaaghoek
Het zaagaggregaat kan tussen de 0° en 45° worden
gedraaid:
- draaiknoppen [2-4, 2-6] losdraaien,
- zaagaggregaat in de gewenste zaaghoek [2-5]
brengen,
- draaiknoppen weer vastdraaien.
Aanwijzing: de beide eindstanden (0° en 45°) zijn
standaard ingesteld en kunnen door de klanten-
service worden aangepast.
4.4
Wisselen van het zaagblad
- Alvorens het zaagblad te wisselen de machine in
de 0°-stand draaien.
-1
worden ingesteld. Hier-
- Hendel [3-2] omdraaien tot de aanslag,
- inschakelblokkering [3-1] naar boven draaien
en zaagaggregaat naar beneden drukken tot het
inklikt,
- bout [3-4] met de inbussleutel [3-3] losdraaien,
- zaagblad afnemen,
- fl enzen [3-8, 3-10] schoonmaken,
- nieuw zaagblad inzetten.
De draairichting van het zaagblad [3-9] en
de machine [3-7] dienen overeen te ko-
men!
- buitenste fl ens [3-10] zo inzetten dat de mee-
neempennen in de uitsparingen van de binnenste
fl ens [3-8] grijpen.
- Bout [3-4] vast aandraaien,
- hendel [3-2] terugdraaien.
4.5
splijtwig instellen
- hendel [3-2] tot de aanslag omdraaien,
- inschakelblokkering [3-1] naar boven draaien
en zaagaggregaat naar beneden drukken tot het
inklikt,
- bout [3-6] met inbussleutel [3-3] losdraaien,
- splijtwig volgens afbeelding 3 instellen,
- bout [3-6] vast aandraaien,
- hendel [3-2] terugdraaien.
4.6
Afzuiging
Sluit de machine altijd aan op een afzui-
ging.
Op de draaibare afzuigaansluiting [4-1] kan een
Festool-afzuigapparaat met een afzuigslang met
een diameter van 36 mm of 27 mm (36 mm aan-
bevolen wegens het geringere verstoppingsgevaar)
worden aangesloten
4.7
Splinterbescherming monteren
Bij 0°-zaagsneden verbetert de splinterbescher-
ming (accessoires) duidelijk de kwaliteit van de
snijrand van het afgezaagde werkstukdeel aan de
bovenliggende zijde.
- splinterbescherming [5-1] op de beschermkap
bevestigen,
- machine op het werkstuk resp. de geleiderail
plaatsen,
- splinterbescherming tot op het werkstuk naar
beneden drukken en met de draaiknop [5-2]
vastschroeven.
- splinterbescherming inzagen (machine op maxi-
male zaagdiepte en toerentaltrap 6).
5
Werken met de machine
Bevestig het werkstuk altijd zo, dat het
tijdens de bewerking niet kan bewegen.
42