2.
Trek de batterijhouder naar beneden uit het ap-
paraat.
7. Bediening
nl
7.1 Bediening
7.1.1 Laserstralen inschakelen
Druk één keer op de toets "AAN/UIT" om het apparaat
te activeren. Hierdoor worden alle laserstralen (lood-
stralen, frontstraal en gebogen straal) ingeschakeld.
7.1.2 Apparaat/ laserstralen uitschakelen
Druk op de toets "AAN/UIT" tot de laserstraal niet
meer zichtbaar is en de lichtdiode uitgaat.
AANWIJZING
Na ca. 15 minuten schakelt het apparaat automatisch
uit.
7.1.3 Automatische uitschakeling deactiveren
Houd de keuzeschakelaar ca. 4 seconden ingedrukt
tot de laserstralen als bevestiging drie keer knipperen.
AANWIJZING
Het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer de keuze-
schakelaar (afhankelijk van de bedrijfstoestand, een-
tot driemaal) wordt ingedrukt of de batterijen leeg
zijn.
7.2 Gebruiksvoorbeelden
7.2.1 Staalbouwelementen loden 3
7.2.2 Verticaal uitrichten van deur- en
raamlijsten 4
7.2.3 Uitrichten van droogbouwprofielen voor
een vakverdeling 5
56
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5071513 / 000 / 00
3.
Vervang de batterijen.
AANWIJZING Let erop dat de polen naar de juiste
kant wijzen.
4.
Sluit het batterijvak.
AANWIJZING Zorg ervoor dat het goed vergren-
deld is.
7.2.4 Uitrichten van buisbevestigingen 6
7.3 Controleren
7.3.1 Controleren van de verticale loodstraal 7
1.
Breng in een hoge ruimte op de vloer een mar-
kering (een kruis) aan (bijvoorbeeld in een trap-
penhuis met een hoogte van 5-10 m).
2.
Zet het apparaat op een egaal en horizontaal
oppervlak.
3.
Schakel het apparaat in.
4.
Plaats het apparaat met de onderste loodstraal
in het midden van het kruis.
5.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op
het plafond. Bevestig hiervoor eerst een stuk
papier op het plafond.
6.
Draai het apparaat 90°.
AANWIJZING De referentiestraal dient in het mid-
den van het kruis te blijven.
7.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op
het plafond.
8.
Herhaal deze werkwijze bij een hoek van 180° en
270°.
AANWIJZING De 4 punten die hier het resultaat
van zijn, bepalen een cirkel waarbinnen de snij-
punten van de diagonalen d1 (1-3) en d2 (2-4)
het precieze loodpunt markeren.