5.6.7
Aansluiting op gescheiden constructie
De signaalkabel verbindt de detector met de meetomvormer.
De kabel is vast aangesloten aan de meetomvormer maar kan
daar bij behoefte van worden losgemaakt.
Bij het leggen van de signaalkabel op de volgende punten
letten:
— De signaalkabel over de kortste route tussen meetdector
en meetomvormer leggen. Eventueel de signaalkabel
inkorten.
— De maximaal toegestane signaalkabellengte bedraagt
30 m (99 ft).
— Leg de signaalkabel niet in de buurt van grotere
elektrische machines en schakelelementen, die
strooivelden, schakelimpulsen en magnetische inductie
veroorzaken. Als dit niet mogelijk is, dient de signaalkabel
in een metalen buis te worden geplaatst en moet deze op
de bedrijfsaarde worden aangesloten.
— Alle klemaansluitingen zorgvuldig uitvoeren.
— Leg de draden in de aansluitdoos zo, dat zij geen last van
trillingen hebben.
5.6.8
De signaalkabel is in vier standaardlengten verkrijgbaar:
5 m (16,4 ft), 10 m (32,8 ft), 20 m (65,6 ft) en 30 m (98,4 ft).
De kabeluiteinden zijn al geprepareerd voor de installatie.
A
B
Afb. 41: Signaalkabel, afmetingen in mm (inch)
A = meetwaardeopnemer, B - meetomvormer
1 Krimpslang Ø 4 mm, 10 mm lang 2 Vorkkabelschoen
3 Krimpslang Ø 2,3 mm, 40 mm lang (afgeschermd)
De signaalkabel kan echter ook op een willekeurige lengte
worden geknipt. Dan moeten de kabeluiteinden zoals in Afb.
41 getoond op maat worden gemaakt.
— De afscherming twisten, inkorten en met krimpslang
isoleren. Een passende vorkkabelschoen
en de krimping met een krimpslang
— De aders aan de meetdetector voorzien van aderhoezen
(0,75 mm
— De aders aan de kant van de meetomvormer twisten en
solderen.
VortexMaster FSV430, FSV450 SwirlMaster FSS430, FSS450 | CI/FSV/FSS/430/450-X1 Rev. G NL - 35
De signaalkabel op maat maken
(2.4±0.2)
1
2
3
0,75 mm²
80±5
(3.1±0.2)
40±2
(1.6±0.1)
3
2
).
60±5
40±2
(1.6±0.1)
10±2
(0.4±0.1)
1
2
G11775-01
3
2
opkrimpen
1
isoleren.