links: 0°, 15°, 22,5°, 30°, 45°
rechts: 0°, 15°, 22,5°, 30°, 45°, 60°
– Breng de machine in de werkstand.
– Trek de spanhendel (13.5) naar boven.
– Druk de bevestigingshendel (13.4) naar beneden.
– Draai de zaagtafel tot aan de gewenste verstekhoek.
– Laat de bevestigingshendel weer los. De bevestigingshendel
moet merkbaar inklikken.
– Druk de spanhendel naar beneden.
Willekeurige verstekhoeken horizontaal
– Breng de machine in de werkstand.
– Trek de spanhendel (13.5) naar boven.
– Druk de bevestigingshendel (13.4) naar beneden.
– Draai de zaagtafel tot aan de gewenste verstekhoek.
– Druk de spanhendel naar beneden.
– Laat de bevestigingshendel weer los.
7.8
Verticale verstekhoek
– Breng de machine in de werkstand.
– Open de spanhendel (14.1).
– Draai de keuzeschakelaar (14.2) op het gewenste inst-
elbereik (0° - 45°, +/-45° of +/-47°).
– Draai het zaagaggregaat tot de naald (14.3) de gewenste
verstekhoek aangeeft. Met de draaigreep voor de fi jnin-
stelling (14.4) kunt u de verticale verstekhoek gevoelig
instellen.
– Sluit de spanhendel (14.1) weer.
7.9
Speciale afkortstand
Naast de gebruikelijke stand voor het zagen of afkorten van
planken/panelen bezit de machine een speciale afkortstand
voor het afkorten van hoge plinten tot 120 mm.
– Trek het zaagaggregaat naar voren.
– Draai de hendel (15.3) naar beneden.
– Schuif het zaagaggregaat terug tot de metalen beugel
(15.1) in de achterste opening van het zaagaggregaat
springt.
– In deze stand kunt u nu tot 120 mm hoge plinten tegen
de aanslag afkorten. De trekfunctie en de verticale draai-
functie van de afkortzaag zijn echter gedeactiveerd.
– Om de machine weer in de standaardpositie te brengen,
drukt u op de ontgrendelingshendel (15.2) en trekt u het
zaagaggregaat naar voren. De metalen beugel (15.1)
komt daardoor weer los en de hendel (15.3) draait te-
rug.
7.10
Begrenzing zaagdiepte
Met de traploos instelbare begrenzing van de zaagdiepte
kan het verticale draaibereik van het zaagaggregaat worden
ingesteld. Daardoor wordt het groeven of afplatten van
werkstukken mogelijk.
– Breng de machine in de werkstand.
– Draai de hendel voor de begrenzing van de zaagdiepte
(16.1) naar beneden totdat deze inklikt. Het zaagaggreg-
aat kan nu alleen nog tot aan de ingestelde zaagdiepte
naar beneden draaien.
– Stel de gewenste zaagdiepte in door aan de hendel voor
de begrenzing van de zaagdiepte te draaien.
– Om de begrenzing van de zaagdiepte te deactiveren draait
u de hendel voor de begrenzing van de zaagdiepte weer
naar boven.
7.11
Vaste horizontale stand
Met de draaiknop (16.2) kunt u het zaagaggregaat in een
willekeurige positie langs de trekstangen (16.3) vastklem-
men.
7.12
Laser inschakelen
De machine bezit twee lasers die de zaagsnede rechts en
links van het zaagblad markeren. Daarmee kunnen ze het
werkstuk aan beide kanten (linker- of rechterkant van het
zaagblad resp. de zaagsnede) afstellen.
– Druk op de toets (2.1) om de laser in of uit te schakelen.
Wordt de machine gedurende 30 minuten niet gebruikt,
dan schakelt de laser automatisch uit en moet weer op-
nieuw ingeschakeld worden.
8
Gebruik
Gevaar voor ongevallen
• Zorg er voor de werkzaamheden voor dat het zaagblad
de aanslaglinialen, de werkstuk- en schroefklemmen of
andere machinedelen niet kan raken.
• Kruis de handen niet voor het zaagaggregaat, houd dus
nooit met de linkerhand het werkstuk rechts van het
zaagblad vast of omgekeerd.
• Overbelast de machine niet zo, dat deze tot stilstand
komt.
Maximale werkstukafmetingen
Verstekhoek volgens schaal,
horizontaal/verticaal - hoogte x breedte [mm]
0°/0° - speciale afkortstand 120 x 60
0°/0° - 88 x 305
45°/0° - 88 x 215
0°/45° rechts - 88 x 152
0°/45° links - 88 x 196
45°/45° rechts - 35 x 215
45°/45° links - 55 x 215
8.1
Werkstuk vastspannen
Gevaar voor ongevallen
• Span de werkstukken altijd met de werkstukklem vast.
Daarbij dient de neerdrukarm (17.2) goed op het werkstuk
te liggen. (Opmerking: afhankelijk van de contouren
van het werkstuk, bijv. ronde contouren, kunnen hier hul-
pmiddelen voor nodig zijn).
• Bewerk geen werkstukken die te klein zijn om vast te
spannen.
• Ga heel voorzichtig te werk, zodat geen werkstukken
door het zaagblad naar achteren in de voeg tussen het
zaagblad en de aanslagliniaal getrokken worden. Dit ge-
vaar bestaat met name bij horizontale versteksnedes.
Handelwijze
– Leg het werkstuk op de zaagtafel en druk het tegen de
aanslaglinialen.
– Open de spanhendel (17.1) van de werkstukklem.
– Draai aan de werkstukklem tot de neerdrukarm (17.2)
boven het werkstuk staat.
– Laat de neerdrukarm op het werkstuk neer.
– Sluit de spanhendel (17.1).
8.2
Toerentalregeling
Het toerental kan met de stelknop (2.2) traploos tussen
1400 en 3400 min
-1
de zaagsnelheid aan het betreffende materiaal optimaal
aanpassen.
Aanbevolen stand van de stelknop
Hout
Kunststof
Vezelmaterialen
Aluminium- en NE-profi elen
8.3
Zaagsnedes zonder trekbeweging
– Stel de machine naar wens in.
– Span het werkstuk vast.
– Schuif het zaagaggregaat tot de aanslag naar achteren
(richting werkstukaanslag) en zet de draaiknop (12.1)
voor de klemming van de trekinrichting vast, of fi xeer
het zaagaggregaat in de speciale afkortstand.
41
ingesteld worden. Daardoor kunt u
3 - 6
3 - 5
1 - 3
3 - 6