Medtronic BIO-PUMP+ Serie Instrucciones De Uso página 33

6. Laat de uitlaat afgeklemd en zet de Bio-Console pompsnelheidsregelaar gedurende 30 seconden op maximale
snelheid. Zo kunt u zien of de pomp bij maximale druk goed functioneert. Controleer of er geen lekken of andere
onregelmatigheden optreden.
Waarschuwing: Laat de pomp niet langer dan dertig (30) seconden werken als er geen flow is. De temperatuur in de
pomp zal stijgen, wat kan leiden tot een toename van celbeschadiging.
7. Zet de rotatiesnelheid weer op nul en controleer de pomp opnieuw.
Waarschuwing: In geval van lekkage of andere onregelmatigheden, verwijdert u de Bio-Pump+ centrifugaalpomp en
vervangt u deze door een nieuwe, steriele pomp. Vervolgens voert u de vulprocedure opnieuw uit.
8. Als u geen onregelmatigheden ziet, ga dan verder met het vullen van het circuit zoals u gewend bent.
9. Controleer vóór gebruik alle aansluitingen en het circuit.
Waarschuwing: Laat de Bio-Pump+ centrifugaalpomp niet werken met afgeklemde inlaatlijn, omdat anders in de
pomp een negatieve druk ontstaat, wat tot de vorming van luchtbellen in het bloed kan leiden.
7 BYPASS-CHECKLIST
Gebruik de informatie in deze checklist om uw bestaande controlelijsten te updaten.
1. SYSTEEM MONTEREN
– Installeer de aandrijfmotor in de correcte positie ten opzichte van het veneuze reservoir.
– Controleer of alle elektrische aansluitingen goed vast zitten.
– Test de stroomtoevoer naar en het scherm van de controlemodule.
– Controleer de vervaldatum en steriele verpakking van de centrifugaalpomp (en flow-probes).
– Controleer of u de juiste maat flow-probe en transducer / sensor heeft.
– Monteer het perfusiecircuit op steriele wijze.
– Zorg dat er voldoende slanglengte is om een reservepomp aan te sluiten.
– Plaats de transducer / sensor en flow-probe op de juiste plek en in de juiste stroomrichting in het circuit.
2. POMP EN CIRCUIT VULLEN
– Spoel CO pomp en circuit door, indien aangegeven; schakel CO
2
– Vul met behulp van zwaartekracht de pomp en het perfusiecircuit met vulvloeistof en ontlucht het systeem.
– Controleer of de pomp lekt, onregelmatig draait of ongewone geluiden maakt.
– Controleer of u luchtbellen in het circuit ziet.
– Controleer of alle slangaansluitingen goed vast zitten.
– Klem de uitgang van de pomp af.
– Klem de veneuze retourlijn af.
3. BEDRIJFSPARAMETERS
– Kalibreer de transducers / sensoren volgens de instructies van de fabrikant.
– Stel het alarm voor een hoge en lage bloedflow in.
– Controleer de alarmen voor een hoge en lage bloedflow.
4. RESERVE-APPARATUUR
– Noodstroomvoorziening
– Handslinger
– Pomp (en flow-probe)
– Controlemodule of rolpomp
5. PERFUSIE
– Zorg dat de pomp op minimale snelheid draait alvorens de lijnen te openen.
– Controleer de controlemodule op berichten en alarmmeldingen.
– Controleer of u luchtbellen in het circuit ziet.
– Laat de pomp op minimale snelheid draaien alvorens de lijnen af te klemmen.
6. NA AFLOOP
– Zet de stroom uit.
– Gooi de wegwerponderdelen op de voorgeschreven wijze weg.
– Dek de magnetische aandrijfmotor af.
– Reinig het bedieningspaneel en de transducer / sensor.
uit.
2
Gebruiksaanwijzing 31