Algemene opmerkingen over het gebruik van de warmtebeeldcamera
De warmtebeeldcamera mag uitsluitend worden gebruikt door per-
sonen die vertrouwd zijn met het gebruik en de capaciteitsgrenzen
ervan. Hieronder valt ook het gebruik onder gesimuleerde
brandomstandigheden (bijv. in gecontroleerde brandsituaties).
De warmtebeeldcamera niet als enige navigatiebron gebruiken. An-
ders kan een storing in het apparaat resulteren in oriëntatieverlies,
letsel of zelfs de dood van personen.
Wanneer de warmtebeeldcamera herhaaldelijk of gedurende lan-
gere periodes wordt blootgesteld aan omgevingstemperaturen
van meer dan 60 °C, zonder dat deze kan afkoelen, kan dit een
negatief effect hebben op de beeldkwaliteit of kan het warmte-
beeld verloren gaan of kunnen interne componenten beschadigd
raken.
Tussen missies in omgevingen met hoge temperaturen moet vol-
doende tijd voor het afkoelen worden aangehouden.
De warmtebeeldcamera heeft een laserpointer (klasse 2, 650 nm,
rood). De laserstraal kan oogletsel veroorzaken. Niet rechtstreeks
in de laserstraal kijken! Richt de laserstraal nooit op het hoofd van
personen! Schakel de laserpointer altijd uit, als u deze niet nodig
heeft. Wanneer de laserpointer geactiveerd is, wordt een
waarschuwingssymbool in het display van de warmtebeeldcamera
weergegeven.
124
Dräger UCF 6000/7000