Abbott Omnilink Elite Instrucciones De Uso página 17

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 55
• Bloedingen (transfusie kan vereist zijn)
• CABG-operatie
• Bijwerking door antibloedplaatjesmiddelen/contrast-
middel
• Embolisatie (stent of anders)
• Verslechtering van reeds bestaande aandoeningen
• Koorts
• Hypotensie/hypertensie
• Infectie
• Letsel aan slagader (ruptuur, perforatie, dissectie)
• Ischemie
• Myocardinfarct
• Misselijkheid en braken
• Pseudoaneurysma
• Nierinsufficiëntie/-falen
• Restenose van segment met stent
• Attaque
• Sepsis
• Spasme
• Trombose/occlusie (stent of anders)
Voor gebruik in galboom
• Abces
• Extra interventie vanwege onder andere:
• Stentmigratie
• Onbedoelde plaatsing van de stent
• Gedeeltelijke plaatsing van de stent
• Beschadigde stents
• Occlusie/obstructie van de galweg
• Perforatie van galweg die mogelijk tot infectie of overlijden
leidt
• Cholangitis
• Pancreatitis
• Parenchymale bloeding
• Peritonitis
• Sepsis
• Tumorgroei aan uiteinden van de stent
8.0
gEbRUikSaanwijzing
vOOR aRtSEn
8.1
inspectie van de stent vóór gebruik
Voorafgaand aan het gebruik van het Omnilink Elite Periphe-
ral Stent System verwijdert u het systeem voorzichtig uit de
verpakking en inspecteert u het op bochten, knikken en an-
dere beschadigingen. Controleer of de stent zich tussen de
radiopake ballonmarkeringen bevindt. Niet gebruiken indien
u defecten waarneemt.
8.2
vereiste materialen
• Introducer sheath van de juiste grootte en configuratie voor
het gekozen stentinbrengsysteem (zie etiket op de verpak-
king of tabel 1)
• Twee of drie spuiten van 10-20 cc
• 1000 u / 500 cc gehepariniseerde normale zoutoplossing
• Eén voerdraad van 0.035" (0.89 mm) in de juiste lengte
• 60% contrastmiddel 1:1 verdund met fysiologische
zoutoplossing
• Eén opblaasinstrument
• Eén driewegkraan
• Eén torsie-instrument (indien van toepassing)
• Eén inbrenghuls voor de voerdraad
8.3
voorbereiding van de laesie
of vernauwing
1. Er moet een standaard percutane techniek gebruikt wor-
den om de introducer sheath in het vat of de galboom te
plaatsen. Een voerdraad van de juiste afmeting (0.035")
moet door de laesie of de vernauwing en in het gewone vat
of het galkanaal geschoven worden.
2. Dilateer de laesie of vernauwing eerst met een ballondi-
latatiekatheter van de juiste afmeting zodat de lumendi-
ameter proximaal en distaal met de laesie of vernauwing
overeenkomt.
3. Trek de ballondilatatiekatheter terug waarbij de voerdraad
op de plaats achterblijft.
8.4
doorspoelen van het
voerdraadlumen
1. Verwijder de bescherming van de tip.
2. Bevestig de spuit met gehepariniseerde fysiologische
zoutoplossing op de poort van de voerdraad.
3. Spoel door tot de vloeistof uit de distale tip komt.
8.5
voorbereiding van het
stentinbrengsysteem
1. Bereid het opblaasinstrument/de spuit voor met verdund
contrastmiddel.
2. Bevestig het opblaasinstrument/de spuit op het kraantje;
bevestig op de opblaaspoort.
3. U plaatst het inbrengsysteem verticaal met de tip naar
beneden.
4. Open het kraantje naar het inbrengsysteem; onderdruk
voor 30 seconden; in neutrale stand zetten om te vullen
met contrastmiddel.
5. Sluit het kraantje naar het inbrengsysteem; ontlucht het
opblaasinstrument/de spuit geheel.
6. Herhaal stap 3 tot en met 5 tot alle lucht verwijderd is.
Opmerking: Indien lucht in de huls wordt waargenomen,
herhaalt u stap 3 tot en met 5 van de ballonvoorbereiding
om een ongelijke expansie van de stent te voorkomen.
7. Indien een spuit werd gebruikt, bevestigt u een voorbereid
opblaasinstrument op het kraantje.
8. Open het kraantje naar het inbrengsysteem.
9. Laat in de neutrale stand staan.
8.6
procedure voor inbrengen
van de stent
1. Veeg de blootliggende voerdraad schoon met geheparini-
seerde zoutoplossing om restanten bloed of contrastmid-
del te verwijderen.
2. Open de hemostaseklep volledig. Houd een neutrale druk
op het opblaasinstrument.
3. Breng het inbrengsysteem aan op het proximale gedeelte
van de voerdraad, terwijl u de voerdraad in positie houdt in
de doellaesie of vernauwing.
4. Schuif het inbrengsysteem over de voerdraad naar de
doellaesie of vernauwing. Gebruik de radiopake ballon-
markeringen om de stent door de laesie of vernauwing te
plaatsen; voer angiografie uit om de plaats van de stent te
bevestigen. Zet de hemostaseklep zo nodig vast.
Opmerking: Indien u tijdens het verplaatsen van het in-
brengsysteem naar de juiste positie merkt dat de stent op
de ballon verplaatst is, plaatst u de stent niet. Het volledige
systeem moet als één geheel verwijderd worden. Zie de
paragraaf Verwijderen van de stent/het systeem - voor-
zorgsmaatregelen voor specifieke instructies voor verwij-
dering van het inbrengsysteem.
5. De stent kan nu worden geplaatst.
8.7
procedure voor plaatsing
van de stent
lEt Op: Raadpleeg het productetiket voor de buitendi-
ameter van de geëxpandeerde stent, de nominale druk
tijdens de plaatsing en de nominale barstdruk.
1. Blaas de inbrengballon met lage druk op; houd vast tot
het opblazen van de ballon zowel proximaal als distaal van
de stent wordt waargenomen. Ga door met de expansie
van de ballon tot de gespecificeerde druk voor plaatsing
van de stent. Bevestig de volledige expansie van de stent/
ballon onder fluoroscopie. De inbrengballon kan zo nodig
worden gebruikt om de stent vervolgens te dilateren om de
aanhechting van de stent te optimaliseren.
de nominale barstdruk niet overschrijden. Er kan een
grotere pta-katheter worden gebruikt om de stent te
dilateren.
- de stent van 4 - 5 mm niet verder dan maximaal
6 mm expanderen.
- de stent van 6 - 7 mm niet verder dan maximaal
8 mm expanderen.
- de stent van 8 - 10 mm niet verder dan maximaal
11 mm expanderen.
2. Laat de ballon leeglopen door onderdruk op het
opblaasinstrument. Controleer of de ballon volledig leeg-
gelopen is.
8.8
verwijderingsprocedure
1. Bewaar de negatieve druk zodat de ballon tijdens de ver-
wijderen uit de omhulling opgevouwen blijft.
2. Met het opblaasinstrument op negatieve druk trekt u de
inbrengkatheder voorzichtig terug, terwijl de voerdraad in
de laesie of vernauwing achterblijft.
Opmerking: Indien u ongeacht wanneer ongebruikelij-
ke weerstand waarneemt bij het inbrengen in een laesie/
vernauwing of bij het verwijderen van het inbrengsysteem
na plaatsing van de stent, moet het volledige systeem als
één geheel verwijderd worden. Zie de paragraaf Ver-
wijderen van de stent/het systeem - voorzorgsmaatrege-
len voor specifieke instructies voor verwijdering van het
inbrengsysteem.
3. Bevestig de optimale aanhechting van de stent door middel
van standaard angiografische technieken. Zo nodig dila-
teert u de stent na de plaatsing. Opgeblazen ballonnen
moeten exact overeenkomen met de referentiediameter
van het vat/de galweg.
COntROlEER OF dE StEnt vER gEnOEg gE-
dilatEERd iS. De uiteindelijke diameter van de
stent moet overeenkomen met het referentievat/de
referentiegalweg.
9.0
vERwijzingEn
De arts dient de recente literatuur te raadplegen over de hui-
dige medische methodes voor ballondilatatie.
10.0 vEREiStE pROdUCtinFORmatiE
abbott vascular heeft redelijke zorg betracht bij het
vervaardigen van dit instrument. abbott vascular wijst alle
garanties van de hand, ongeacht of deze expliciet of impliciet
door uitvoering van de wet of anders worden gegeven,
inclusief, maar niet beperkt tot, geïmpliceerde garanties met
betrekking tot verkoopbaarheid of geschiktheid aangezien
17
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido