9. Gebruiksaanwijzing
1.
Voer een rechterhartkatheterisatie uit.
2.
Stel de diameter en de lengte van de open ductus arteriosus angiografisch vast. Zie afbeelding 2 voor de locaties
voor maatbepaling.
LENGTE DUCTUS
Afbeelding 2. AMPLATZER ductusoccluder II – locaties voor maatbepaling.
3.
Selecteer de juiste occluder volgens tabel 1.
4.
Bevestig de hemostaseklep aan de plaatsingskatheter. Spoel de plaatsingskatheter door.
5.
Breng de voerdraad arterieel of veneus in en leid hem dwars over de open ductus arteriosus. Voer de
plaatsingskatheter op over de voerdraad en leid hem dwars over de open ductus arteriosus.
6.
Verifieer met behulp van een proefinjectie van contrastmiddel of de plaatsingskatheter juist is geplaatst.
7.
Leid de plaatsingsdraad door de lader en bevestig de occluder vervolgens aan de tip van de plaatsingsdraad
door de draad rechtsom te draaien totdat hij vastzit. Draai de occluder 1/8 slag linksom om te verzekeren dat hij
naar behoren zal loskomen.
8.
Dompel de occluder en de lader in een fysiologische zoutoplossing en trek de occluder in de lader.
9.
Verwijder de voerdraad langzaam uit de plaatsingskatheter. Verwijder alle lucht uit het systeem door het bloed
door de zijarmklep te laten terugvloeien.
10.
Breng de lader door de hemostaseklep in en voer hem in de plaatsingskatheter op totdat hij niet meer verder kan.
Houd de lader op zijn plaats en breng de occluder over naar de plaatsingskatheter.
11.
Duw de occluder naar de distale tip van de plaatsingskatheter. Draai de plaatsingsdraad niet. Verwijder de lader.
12.
Plaats de distale schijf en trek het systeem langzaam terug totdat de distale schijf zich aan de vorm van de
vaatwand heeft aangepast. Verifieer onder doorlichting of de distale schijf juist is geplaatst.
13.
Houd de plaatsingsdraad strak en trek de plaatsingskatheter voorzichtig terug om het verbindingsstuk en de
proximale schijf te plaatsen.
14.
Verifieer met behulp van een proefinjectie of de occluder juist is geplaatst.
41
DIAMETER
DUCTUS