Uitvoering met HARD SHELL VENEUS RESERVOIR
Sluit de uitlaat van het veneuze reservoir, de veneuze retourlijn en
de arteriële uitlaat van de oxygenator.
5) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga na dat
er geen water lekt.
6) HET CARDIOTOMIERESERVOIR VULLEN
Borg alle zuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangeslo-
ten. Vul het cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof en ver-
zeker u ervan dat de bedoelde hematocriet wordt verkregen, waar-
bij u rekening moet houden met het volgende:
- het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 105 ml;
- het eventuele soft veneuze reservoir bevat minimaal 40 ml en
maximaal 190 ml;
- de slang van 1/4" bevat 32 ml/m.
7) HET SYSTEEM VULLEN
Verwijder de klem van de uitgang van het cardiotomiereservoir.
Uitvoeringen met SOFT VENEUS RESERVOIR
De vuloplossing stroomt naar het soft veneuze reservoir. De lucht
in het reservoir zal automatisch worden afgevoerd door de ontlu-
chtingslijn boven op het reservoir zelf, nadat de daarvoor bestem-
de afzuiger is aangezet. Verwijder de klem van de uitlaat van het
soft veneuze reservoir.
ATTENTIE
- De druk in het soft veneuze reservoir mag de 13 KPa (0.13 bar
/ 1.9 psi) niet overschrijden.
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule
mag de 100 kPa (1 bar / 14 psi) niet overschrijden.
Alle uitvoeringen
Schakel de arteriële pomp in om de oxygenatiemodule te vullen. In
deze toestand circuleert het bloed tussen de oxygenator en het veneu-
ze reservoir; de maximum flow mag niet meer zijn dan 200 ml/min.
8) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN OPENEN
Open de ontluchtingslijn van de oxygenator via de blauwe klem om
de lucht die in de lijn zit af te voeren. Verwijder de klemmen van de
veneuze en arteriële lijnen en verhoog de flow tot 2000 ml/min.
9) DE CIRCULATIELIJN VAN DE OXYGENATOR AFSLUITEN
Sluit de witte klem op de recirculatielijn.
10) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om
ervoor te zorgen dat de microluchtbellen van de wanden van de slan-
gen loslaten. Na enkele minuten waarin de flow op een hoog niveau
moet worden gehouden zal alle aanwezige lucht afgevoerd zijn.
11) HET VIERWEG MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
Uitvoeringen met SOFT en HARD SHELL VENEUS RESERVOIR
De lucht wordt uit het A/V monsternemingssysteem verwijderd
door de gele stand A/V SHUNT te selecteren. Als de arteriële druk
niet voldoende is om de microluchtbellen van de wanden van de
lijnen te verwijderen, druk dan zachtjes op de arteriële lijn van het
circuit om deze gedeeltelijk te sluiten.
12) DE RECIRCULATIELIJN OPENEN
Nadat de lucht volledig uit het circuit verwijderd is, kan de
snelheid van de arteriële pomp worden teruggebracht tot een flow
van 200 ml/min door de recirculatielijn open te zetten en de flow
te laten recirculeren.
13) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN AFSLUITEN
VOORZICHTIG
- Tijdens de vul- en luchtafvoerfases moet het arteriële/
veneuze circuit altijd ongeveer 30 cm hoger gehouden
worden dan de arteriële uitlaat van de oxygenator.
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het
systeem juist is alvorens met de bypass te beginnen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
46
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de
snelheid van de pomp nul bedraagt.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn af en daarna van de veneu-
ze lijn. Start de bypass met een bloedflow die geschikt is met het
oog op de omvang van de patiënt. Houd het bloedpeil in het veneu-
ze reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur
wordt geadviseerd is 1:1 met een Fi0
ATTENTIE
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in.
De verhouding gas/bloed mag nooit meer zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan
de druk in het gascompartiment; dit om de vorming van
gasbellen in het bloedcompartiment te voorkomen.
4) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in
het bloed gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde
waarden moet u de betreffende parameters als volgt afstellen:
Hoog pO
2
Laag pO
2
Hoog pCO
2
Laag pCO
2
5) DE ONTLUCHTINGSLIJN VAN HET SOFT VENEUZE RESERVOIR
ALTIJD OPEN HOUDEN
Uitvoeringen met SOFT VENEUS RESERVOIR
Het wordt geadviseerd de lucht voortdurend uit het soft veneuze
reservoir af te voeren.
H.TIJDENS DE BYPASS
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Als er een hogere veneuze retourflow nodig is:
Uitvoeringen met SOFT VENEUS RESERVOIR
a) open de pers van het soft reservoir helemaal om het volume van
het reservoir te verhogen.
Alle uitvoeringen
b) zet zowel de oxygenator als het veneuze reservoir lager ten
opzichte van de patiënt.
ATTENTIE
Uitvoeringen met SOFT VENEUS RESERVOIR
- Het cardiotomiereservoir moet altijd
veneuze reservoir geplaatst worden.
- Men adviseert om de lijn die cardiotomie- en inklapbaar
veneus reservoir verbindt met een klem afgesloten te houden
tijdens de behandeling, om massale luchttoevoer naar de
patiënt te voorkomen in het geval dat de inklapbare veneuze
reservoirs zich legen. Indien bloed verplaatst moet worden van
het cardiotomiereservoir naar het inklapbare veneuze reser-
voir, open dan voorzichtig de klem en vermijd lediging van de
lijn die cardiotomie- en inklapbaar veneus reservoir verbindt.
Het ledigen van het cardiotomiereservoir en het inklapbare
veneuze reservoir kan resulteren in luchttoevoer naar de oxy-
genator en uiteindelijk naar de patiënt.
Alle uitvoeringen
- Het veneuze reservoir dat verbonden is met de oxygenator
moet altijd hoger dan de oxygenator worden geplaatst.
- De ACT (Activated Coagulation Time) moet altijd langer zijn
dan of gelijk aan 480 seconden om een correcte anticoagula-
tie van het extracorporele systeem te waarborgen.
2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
Uitvoeringen met SOFT en HARD SHELL VENEUS RESERVOIR
(fig. 4 en 6)
a) Draai de keuzeschakelaar van het monsternemingssysteem (ref.
9) op de "A-SAMPLE PURGE" stand (de arteriële lijn zal dan
automatisch afgetapt worden).
b) Steek een spuit in de female luer aansluiting die voor de
monsterneming dient en waar "SAMPLE PORT" op staat (ref. 8).
c) Zuig een hoeveelheid bloed van minstens 2 ml aan (dankzij het
automatisch aftappen hoeft de handeling niet herhaald te
worden). Een zelfafsluitende klep zorgt ervoor dat elke lekkage
van bloed uit de luer aansluiting wordt vermeden.
3) VENEUZE MONSTERNEMING
Uitvoeringen met SOFT en HARD SHELL VENEUS RESERVOIR
a) Draai de keuzeschakelaar van het monsternemingssysteem in
de "V-SAMPLE PURGE" stand.
b) Steek een spuit in de female luer aansluiting waar "SAMPLE
van 80:100%.
2
verlaag het FiO
2
verhoog het FiO
2
verhoog de gasflow
verlaag de gasflow
hoger dan het soft