1. Breng de afvoerslang (accessoire) aan op de afvoeraansluiting (marge bij
aanbrengen: 32 mm). (Om te voorkomen dat de afvoerslang breekt of
verstopt raakt, mag deze een bocht van maximaal 45° maken.)
(Zet de slang met lijm vast en breng daarna de band aan (klein, meegeleverd).)
2. Bevestig de afvoerleiding (buitendiameter pvc-buis ø32 PV-25, niet geleverd).
(Zet de buis met lijm vast en breng daarna de band aan (klein, meegeleverd).)
3. Isoleer de afvoerleiding (buitendiameter pvc-buis ø32 PV-25) en het
aansluitstuk (inclusief kniestuk).
4. Controleer of de afvoer goed werkt.
5. Bevestig het isolatiemateriaal en zet het vast met de band (groot,
meegeleverd) om de afvoeraansluiting te isoleren.
[Fig. 4.4.2] (P.6)
BC-controller
Ⓐ
Ⓑ
Aantrekband (meegeleverd)
Marge voor aanbrengen
Ⓒ
Ⓓ
Afvoerslang (meegeleverd)
Afvoerbuis (buitendiameter pvc-buis ø32, niet geleverd)
Ⓔ
Ⓕ
Isolatiemateriaal (niet geleverd)
Aantrekband (meegeleverd)
Ⓖ
5. Elektrische installatie
► Raadpleeg van te voren alle van toepassing zijnde reglementen van de
energiebedrijven.
Waarschuwing:
Als een BC-controller op een hoogte van minder dan 1,8 meter van de
grond is geïnstalleerd en bij de circulatieventilator ernaast een vermin-
derde luchtstroom wordt gedetecteerd, moet het systeem binnen 10
seconden na detectie worden uitgeschakeld. Verbind de contactaanslui-
ting met de voedingskabel van de buitenunit en open de contactaanslui-
ting voordat het systeem wordt uitgeschakeld.
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens worden gedaan in
overeenstemming met alle van toepassing zijnde Technische Normen voor
Elektrische Installatie en de meegeleverde instructiehandleidingen. Er
moeten ook speciale circuits gebruikt worden. Als de stroomvoorziening
te laag wordt gedimensioneerd of als er montagefouten worden gemaakt
kan dit elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
► Sluit alle kabels goed aan.
• Sluit het netsnoer aan op de bedieningsdoos m.b.v. een kabeldoorvoer die
spankrachten kan opvangen (een PG-aansluiting of iets dergelijks).
[Fig. 5.0.1] (P.6)
Regelkastje
Ⓐ
Ⓑ
Voedingskabel
ø21 gat (gesloten rubberen bus)
Ⓒ
Ⓓ
Signaaldraden
► Sluit de voedingskabel niet aan op het klemmenbord voor de
besturingskabels. (Als u dit wel doet, kan het stuk gaan.)
► Zorg ervoor dat u de bedrading aanbrengt tussen de klemmenborden
van de bedieningsdraden voor de binnenunit, de buitenunit en de
BC-controller.
6. De adresseringen en in gebruik zijnde units instellen
Bij het verlaten van de fabriek is de instelling van de adresschakelaar van elk
van de BC-controllers "000".
• Stel de adresschakelaar in op 1 + het adres van de buitenunit (warmtebron).
7. Proefdraaien
Controleer het volgende voordat u een test uitvoert:
► Controleer nadat u de binnenunits en BC-controllers hebt geïnstalleerd
en de leidingen en kabels hebt aangesloten nog een keer of er geen
koelvloeistof lekt en of de voedings en besturingskabels slap hangen.
► Gebruik een megger van 500 V en controleer of de isolatieweerstand
tussen het aansluitblok van de voeding en de aarde meer dan 1,0 MΩ
is. Als deze minder is dan 1,0 MΩ, moet u de unit niet gebruiken.
2. Afvoertest
Open na het installeren van de afvoerleidingen het BC-controllerpaneel en test
de waterafvoer met een kleine hoeveelheid water. Controleer ook of er geen
water lekt uit de verbindingen.
3. Isolatie van de afvoerleidingen
Breng net als op de koelleidingen voldoende isolatie aan op de afvoerleidingen.
Let op:
Bedek de afvoerleidingen met thermische isolatie om condensvorming te
voorkomen. Als er geen afvoerleidingen zijn geïnstalleerd, kan er water uit
de unit lekken en schade aan uw eigendommen veroorzaken.
Gebruik tweeaderige signaalkabels zonder polariteit.
Gebruik tweeaderige afgeschermde kabels (CVVS, CPEVS) met een diameter
van meer dan 1,25 mm
voor de signaalkabels.
2
De schakelcapaciteit van de netvoeding voor de BC-controllers en de draad-
grootte zijn als volgt:
Schakelaar (A)
Smeltveiligheid
Vermogen
Zekering
16
16
• Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar de installatiehandlei-
ding van de buitenunit.
• Netspanningskabels van apparatuur mag niet lichter zijn dan ontwerp 245
IEC53 of 227 IEC 53.
• Een schakelaar met een contactonderbreking van minimaal 3 mm in elke
pool moet door de airconditionerinstallateur worden geleverd.
Let op:
Gebruik alleen de correcte waarde voor de zekering en de onderbreker. Bij
toepassing van zekeringen of leidingen van een verkeerde capaciteit kan
een defect of brand optreden.
Zorg ervoor dat de buitenunits geaard zijn. Sluit de aardingskabel niet aan
op een gasleiding, een waterleidingspijp, een bliksemafleider of een
telefoonaardingskabel. Onvolledige aarding kan elektrische schokken tot
gevolg hebben.
► Het adres van de BC-controller dient normaal gesproken te worden
ingesteld op 1 + het adres van de buitenunit (warmtebron). Als dit er
echter toe zou leiden dat de unit hetzelfde adres krijgt als een andere
buitenunit, moet u het adres instellen op een andere waarde tussen 51
en 100. U dient vervolgens te controleren of dit adres verschilt van de
adressen van de andere BC-controllers.
• Raadpleeg hiertoe de installatiehandleiding van de buitenunit (warmtebron).
Let op:
Meet nooit de isolatieweerstand van het aansluitblok voor de besturings-
kabels.
Aardlekscha-
Draaddiameter
kelaar
20 A 30 mA
20 A
1,5 mm
0,1 s of minder
17
2