De Koelleidingen Isoleren; Afvoerleidingwerk; Elektrische Installatie; De Adresseringen En In Gebruik Zijnde Apparaten Instellen - Mitsubishi Electric CMB-P-V-GB Manual De Instalación

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 19

4.3. De koelleidingen isoleren

Wikkel zowel om de vloeistofleidingen als om de gasleidingen warmtebestendig
polyethyleenschuim met een dikte van meer dan 10 mm, en isoleer ook de verbin-
dingen tussen het binnenapparaat en het isolatiemateriaal zodanig dat er geen
opening meer is. Bij onvolledige isolatie kan er condensvorming optreden. Wees
hier zorgvuldig mee, vooral bij het isoleren boven een plafond.
[Fig. 4.3.1] (P.3)
A Plaatselijk gekocht isolatiemateriaal voor de leidingen
B Hier omwikkelen door middel van band of tape
C Laat geen opening over
D Overlapping: meer dan 40
F Isolatiemateriaal aan de kant van het apparaat

4.4. Afvoerleidingwerk

1. Afvoerleidingwerk
Verzeker u ervan dat de afvoerleidingen naar beneden lopen met een helling
van meer dan 1/100ste in de richting van de buitenkant (afvoerzijde). Als het
onmogelijk is om de leidingen naar beneden hellend aan te brengen, gebruik
dan het optioneel verkrijgbare mechanisme om de afvoer te verhogen, zodat
dan een helling van meer dan 1/100ste bewerkstelligd kan worden.
Verzeker u ervan dat dwarslopende leidingen niet langer zijn dan 20 m. Als de
afvoerleiding lang is, breng dan metalen steunen aan om doorbuigen te voor-
komen. Gebruik nooit leidingen met ontluchtingskleppen, want dan zou het
afvoerwater uitgestoten kunnen worden.
Sluit de meegeleverde afvoerslang aan op de afvoeropening van de omkasting
van het apparaat. Gebruik harde PVC leidingen VP-25 (ø32) voor de afvoer-
leidingen (2). Maak de meegeleverde afvoerslang vast aan de afvoeropening
met gebruik van de meegeleverde band. (Gebruik hier nooit lijm voor omdat de
slang later voor onderhoud losgemaakt moet kunnen worden.)
Monteer geen stankafsluiter bij de afvoeropening.
[Fig. 4.4.1] (P.3)
A:
25 cm
B:
1,5 – 2 m
A Neerwaartse helling van meer dan 1/100
B lsolatiemateriaal

5. Elektrische installatie

s Raadpleeg van te voren alle van toepassing zijnde reglementen van de
energiebedrijven.
Waarschuwing:
De elektrische installatie moet uitgevoerd worden door gekwalificeerde tech-
nici en in overeenstemming met alle reglementen en de bijgevoegde
instructiehandleidingen. Er moeten ook speciale circuits gebruikt worden.
Als de stroomvoorziening te laag wordt gedimensioneerd of als er montage-
fouten worden gemaakt kan dit elektrische schokken of brand tot gevolg
hebben.
s Maak alle bedrading zo vast dat er geen speling op zit.
Sluit het netsnoer aan op de bedieningsdoos m.b.v. een kabeldoorvoer die
spankrachten kan opvangen (een PG-aansluiting of iets dergelijks).
[Fig. 5.0.1] (P.3)
A Regelkastje
C ø21 gat (gesloten rubberen bus)
s Sluit het netsnoer niet aan op het klemmenbord voor de bedieningskabels.
(Als u dit wel doet, kan het stuk gaan.)
s Zorg ervoor dat u de bedrading aanbrengt tussen de klemmenborden
van de bedieningsdraden voor het binnenapparaat, buitenapparaat en de
BC-bedieningseenheid.

6. De adresseringen en in gebruik zijnde apparaten instellen

De fabriekinstelling van de adresschakelaar van elk van de BC-bedienings-
eenheden is "000". Controleer of dit werkelijk het geval is.
Stel de adresseerschakelaar in op het laagste adres onder de binnenapparaten
die zijn aangesloten op de volgstation BC-bedieningseenheid plus 50.
s Als dit echter zou resulteren in hetzelfde adres als een andere bedienings-
eenheid, verandert u dan het adres van de andere bedieningseenheid.
Het adres van de volgstation BC-bedieningseenheid mag u niet verande-
ren.
Raadpleeg hiertoe de installatiehandleiding van de buitenapparaten.
34
E Isolatiemateriaal (Deze moet u zelf kopen.)
C Bevestigingssteun
B Voedingskabel
D Transmissiedraden
D Afvoeropening
E Afvoerslang (lengte 200 mm, meegeleverd)
F Aantrekband (meegeleverd)
Installeer, zoals aangegeven in 3, ongeveer 10 cm onder de afvoer-
openingen een verzamelleiding met een naar beneden lopende helling van
meer dan 1/100ste. De verzamelleiding moet van VP-30 zijn.
Laat de afvoerleidingen uitkomen op een plaats waar geen stankontwikkellng
kan optreden.
Laat de afvoerleidingen niet uitkomen op een afvoer waar geïoniseerde gas-
sen kunnen ontstaan.
Hoewel er geen beperkingen zijn wat betreft de keuze van de richting van de
afvoer, dient men echter wel met bovenstaande instructies rekening te hou-
den.
Indien het optionele afvoerverhogingsmechanisme gebruikt wordt, moet men
de instructies opvolgen zoals in de bijbehorende handleiding voor de afvoer-
leidingen zijn beschreven.
[Fig. 4.4.2] (P.3)
A BC-bedieningseenheid
C Verzamelleiding
D Maak zo groot mogelijk. Ongeveer 10 cm.
2. Afvoertest
Wanneer u klaar bent met de afvoerpijpen, maak dan het paneel van de BC-
bedieningseenheid open, vul de pijpen met water, en test de afvoer. Op dit mo-
ment dient u ook te controleren dat er geen water lekt bij de aansluitingen van de
pijpen.
3. Isolatie van de afvoerleidingen
Breng voldoende isolatie aan op de afvoerleidingen, net zoals voor de koelleidingen.
Voorzichtig:
Verzeker u ervan dat de afvoerleidingen met warmtebestendige isolatie geï-
soleerd worden om condensdruppels te voorkomen. Als de leidingen niet
correct gemonteerd zijn kan er waterlekkage ontstaan waardoor waterschade
kan optreden.
Voor uitgaande kabels wordt niet-gepolariseerd tweepolige getwiste draad ge-
bruikt.
Pas voor uitgaande kabel twee-aderige afgeschermde kabel toe (CVVS, CPEVS)
van meer dan 1,25 mm
2
doorsnede.
De schakelcapaciteit van de netvoeding voor de BC-bedieningseenheden en de
draadgrootte zijn als volgt:
Schakelaar (A)
Smeltveiligheid
Vermogen
Zekering
15
15
20 A
Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar de installatiehandleiding
van het buitenapparaat.
Netspanningskabels van apparatuur mag niet lichter zijn dan ontwerp 245 IEC
53 of 227 IEC 53.
Een schakelaar met een contactonderbreking van minimaal 3 mm in elke pool
moet door de airconditionerinstallateur worden geleverd.
Voorzichtig:
Gebruik alleen de correcte waarde voor de zekering en de onderbreker. Bij
toepassing van zekeringen of leidingen van een verkeerde capaciteit kan
een defect of brand optreden.
Zorg ervoor dat de buitenapparaten geaard zijn. Sluit de aardingskabel niet
aan op een gasleiding, een waterleidingspijp, een bliksemafleider of een
telefoonaardingskabel.
Onvolledige aarding kan elektrische schokken tot gevolg hebben.
G band voor de slang (meegeleverd)
B Binnenapparaat
Draaddia-
Aardlek-
meter
schakelaar
2
20 A 30 mA
1,5 mm
0,1 s of minder
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido