8. De tracpode is uitgeplooid.
OPMERKING: Indien er twijfel bestaat over de
kwaliteit en de aard van de grond, dient men de riem
rond de benen te bevestigen.
6.2. Plaatsing van de riem
De riem voor het blokkeren van de poten van de
NL
tracpode moet geplaatst worden:
– als de grond glijdt.
– als de grond beweegt.
– als de last groter is dan 250 kg.
OPMERKING: Plaats bij een bewegende grond
onder elke poot een plaat die stevig genoeg is om de
tracpode te stabiliseren en te voorkomen dat hij
wegzakt.
1. Zodra de tracpode uitgeplooid is (figuur 2.a).
2. Steek het vrije uiteinde van de riem in de openingen
van de drie poten van de tracpode (figuur 2.b).
3. Sluit de riem door het uiteinde in de metalen lus van
het andere uiteinde te steken.
4. Span de riem lichtjes aan zodat de benen in contact
blijven met de dwarsstukken van de kop van de
tracpode.
5. De tracpode is uitgeplooid met de riem (figuur 2.c).
Voor bepaalde handelingen is het mogelijk om de
tracpode op de grond te bevestigen. Gebruik hiertoe
pennen of verankeringen in de openingen van de zool
van de poten van de tracpode.
6.3. Plaatsing van een console op een
been van de tracpode
OPMERKING: De poot van de tracpode kan
uitgerust worden met verschillende systemen:
– blocfor™ 20R/30R met specifieke console.
– caRol™ 20/30 m met specifieke console.
1. Zodra de tracpode geplaatst en uitgeplooid is.
2. Installeer de console op de bovenste buis
(figuur 3.a).
3. Kies één van de openingen voor de blokkering van
de console (figuur 3.a).
4. Vergrendel
blokkeerposities)
veiligheidspin (figuur 3.b).
OPMERKING: voor elk toestel met zijn console
dient men een kabelkatrol te gebruiken.
36
de
afstelling
(3
met
de
pennen
6.4. Plaatsing van de kabel in de
kabelkatrol
1. Verwijder de kabelborgpen (figuur 4.a).
2. Steek de kabel van het toestel in de katrol en dan in
de kop van de tracpode (figuur 4.b).
3. Plaats de pen terug om het systeem te vergrendelen
(figuur 4.b).
De tracpode wordt misschien zonder katrol geleverd.
Voor de installatie van de blocfor™ 20R en 30R,
caRol™ uitgerust met hun specifieke console, is het
noodzakelijk één (twee of drie) kit(s) katrol code 196808
op het bovenste deel van de kop van de tracpode te
monteren. De kits katrol kunnen op gelijk welke poot
van de tracpode geplaatst worden.
De plaatsing van de katrollen mag enkel gebeuren
door een bevoegde technicus die op de hoogte is
van de montage-instructies zoals beschreven in de
handleiding.
6.5. Montage van de kit katrol
1. Draai de 2 moeren M12 los en verwijder de 2
schroeven met een sleutel van 19 (figuur 5.a).
2. Leg de openingen van de kit katrol tegenover de
openingen van de kop van de tracpode (figuur 5.b).
3. Plaats de 2 bij de kit geleverde schroeven (LG
75 mm) terug en zorg ervoor dat de 2 dwarsstukken
van de zijstukken op hun plaats zitten.
4. Plaats de 2 moeren terug en draai ze vast.
5. Draai de 2 katrolmoeren en de 2 moeren van de as
van de katrol (figuur 5.b) vast met een vastzetkoppel
van 34 N.m.
6.6. Plaatsing van een valbeveiliging op
de kop van de tracpode
De kop van de tracpode is uitgerust met drie
verankeringspunten. Hij is getest voor het beveiligen
van de val van 2 operators. Het is verboden om de twee
valbeveiligingssystemen op hetzelfde verankeringspunt
aan te sluiten. Voor het gebruik van de arbeidsmiddelen
met touwen voor werkzaamheden op hoogten is het
noodzakelijk om de verankering voor personeel en de
valbeveiligingsverankering te scheiden. Indien mogelijk
bevindt het verankeringspunt zich op een hoogte
tussen 1,5 en 2 meter boven de voeten van de operator.
mogelijke
De aansluiting op het ankerpunt moet gebeuren aan de
en
de
hand van een EN 362 connector. Voor de aansluiting
van het valbeveiligingssysteem op de harnasgordel, zie
de handleiding van de gebruikte PBM.
GEVAAR: Vóór en tijdens het gebruik dient u de
manier
te
reddingsoperatie
doeltreffende manier uitgevoerd kan worden binnen
overwegen
waarop
een
in
alle
veiligheid
eventuele
en
op
een