Deca CB BOOSTER Manual De Instrucciones página 19

3 Signaleert dat de automatische thermostaat het apparaat
heeft uitgeschakeld (de AL wordt automatisch weer
ingeschakeld)
4 Fout: verkeerd aangesloten polen (aansluitingen op de
accuklemmen omkeren)
5 Signaleert dat minstens een laadklem niet goed is
aangesloten (controleer de aansluitingen)
6 Signaleert dat er 30 uren zijn verstreken zonder dat de
accu volledig is opgeladen (accu waarschijnlijk defect of
te lage laadspanning ingesteld voor de accucapaciteit): de
acculader wordt automatisch uitgeschakeld.
7 SET Ni-Cd stand voor het opladen van Nichel-
Cadmiumbatterijen
8 SET Pb-Gel stand voor het opladen van loodaccu's met
elektrolyt in gel-vorm
9 SET Pb-Wet stand voor het opladen van onderhoudsvrije
loodaccu's met vloeibaar elektrolyt
0 Signaleert dat de laadspanning niet overeenstemt met de
spanning van de geladen accu. OPGELET: deze signalering
verschijnt ook als de accu sterk ontladen is. In dit geval
wordt de acculader GEBLOKKEERD en worden LADEN
of STARTEN onmogelijk. Zie OPMERKING**
 Signaleert de stroom die is gekozen voor het opladen
 Oplaadstand met automatisch stoppen (de AL wordt
automatisch uitgeschakeld als de accu is opgeladen)
3 Stand die alleen kan worden gecombineerd met de
automatische stopstand waarin het stand-by-contact werkt
(alleen geldig voor V spanningen) dat, als het in de
aansteker van het voertuig wordt gestoken en de accu niet
aan staat, alle functies actief houdt die zonder accu niet
kunnen werken, zoals sleutelcodes, alarmen enz.
4 Stand voor bufferopladen waarin de accu's een onbepaalde
tijd worden opgeladen zonder dat deze kunnen sulfateren
en dus beschadigd worden (de acculader blijft actief maar
levert alleen de stroom die de accu zelf (zonder gebruiker)
verliest.
5 Stand voor opladen met timing ( uur) (de AL wordt na  uur
uitgeschakeld of eerder als de accu eerder is opgeladen).
6 START-stand waarin men het voertuig kan proberen te
starten met lege accu (de accu mag leeg zijn maar moet
aangesloten zijn, anders werkt de AL niet). De START-
functie van deze acculader kan de elektronica aan boord
van het voertuig niet beschadigen.
Lees in elk geval aandachtig de gebruiksaanwijzingen van
het voertuig voordat u het probeert te starten met deze
procedure
7 Stroomregelstanden (u kunt de stroom ook tijdens het
opladen regelen)
8 TEST&GO knop: als u deze indrukt kunt u de accu testen
of het oplaadproces starten (START)
9 Signaleert dat de accutest bezig is
0 Signaleert dat de accu problemen heeft (onmogelijkheid tot
leveren of opnemen van stroom) in deze toestand wordt de
acculader GEBLOKKEERD en kan men niet STARTEN of
LADEN Zie OPMERKING**
 Tester voor de accutoestand (als het groene lampje brandt,
is de accu helemaal opgeladen)
 Display (3 digits) met de oplaadparameters
3 Toets om de parameteraanduidingen te kiezen
4 Duidt de oplaadampère aan (deze waarde zakt erg als de
accu bijna is opgeladen of als de bufferoplaadtoestand is
bereikt)
5 Duidt de Voltwaarde van de aangesloten accu aan (de
AL kan in dit geval ook worden gebruikt als voltmeter om
spanningen tot 40V DC te meten)
6 Duidt aan hoeveel tijd is verstreken (in uren en onderdelen
daarvan) vanaf het ogenblik waarop het opladen is begonnen
7 Duidt aan hoeveel ampère de accu opneemt (als deze
waarde ongeveer 80% van het accuvermogen bedraagt, is
de accu voldoende opgeladen)
8 Klemmen om de oplaadkabels aan te sluiten
9 Contact voor het aansluiten van de stand-by-kabel (alleen
voor V en voor een maximale levering van ,5 Ampère;
geen lichten of andere grote stroomverbruikers aanzetten
in deze functie).
OPMERKING
Ondanks de melding BATTERY FAIL of VOLTAGE ERROR kunt
u zowel het opladen als het starten van de motor forceren door
tegelijkertijd de knoppen TEST&GO en D enkele ogenblikken
lang ingedrukt te houden. U doet dit op eigen risico en
verantwoordelijkheid; de handeling wordt opgeslagen in het
geheugen van de acculader.
Het apparaat is uitgerust met een thermostaat met automatische
terugstelling die ingrijpt in geval van thermische overbelasting,
zodat het apparaat beschermd is tegen oververhittingen.
Instelling van de laadstroom
De stroom die wordt opgenomen door een batterij die herladen
moet worden, hangt af van de toestand van de batterij. Voor
modellen waarop de lading kan worden ingesteld, moet de
laadstroom worden gekozen die het dichtst bij 0% van de
capaciteit ligt van de batterij die herladen moet worden.
(b.v. I = 4 Amp. voor een batterij van 40 Amp/uur)
Gelijktijdig laden van verschillende batterijen (Afb. 2)
De laadtijden zijn natuurlijk langer, in verhouding tot de som van
de capaciteiten van de batterijen die geladen worden.
Aansluiting van de batterijlader: volgorde
van de werkzaamheden
 Vergewis u ervan dat de dat schakelaar () in de stand
0/OFF staat
 Sluit de rode klem (+) aan op de positieve pool en de zwarte
klem (-) op de negatieve pool van de batterij.
3 Zet de schakelaar () op /ON
4 Het accutype kiezen
5 De spanning van de accu kiezen
i
Als de accu erg ontladen is, zal de spanning ervan niet
overeenstemmen met de nominale spanning van de accu
en zal de computer van de acculader dit signaleren met een
geluidsignaal en controlelampje 0 dat knippert. Controleer
of de gekozen oplaadspanning klopt met die van de accu
die wordt opgeladen en voer punt 6 uit
6 De oplaadwijze kiezen
7 De oplaadstroom kiezen (ideale stroom = /0 van het
accuvermogen)
8 De testprocedure starten; als de knop niet opnieuw wordt ingedrukt
binnen de 5 seconden, start het opladen automatisch
i
Ondanks de melding BATTERY FAIL of VOLTAGE
ERROR kunt u zowel het opladen als het starten van de
motor forceren door tegelijkertijd de knoppen TEST&GO en
D enkele ogenblikken lang ingedrukt te houden. U doet dit
op eigen risico en verantwoordelijkheid; de handeling wordt
opgeslagen in het geheugen van de acculader.
4 Om het laden te onderbreken, de stekker van het stopcontact
loskoppelen en pas daarna de klemmen van de batterij
loskoppelen.
8