4.1.2
Gravitatiesysteem
G
De juiste opstelling en een constant waterniveau in de vijver zijn belangrijke voorwaarden voor
een optimale en probleemloze werking van het gravitatiesysteem.
Filterschacht maken:
•
Graaf een voldoende grote kuil voor het filtersysteem.
Bodemplaat waterpas uitlijnen.
•
•
Bescherm de wanden van de kuil tegen het verzakken van de grond (metselen, betonneren).
Zorg ervoor dat de kuil is beschermd tegen overstroming. Zorg voor een afvoer van het re-
•
genwater.
Filtersysteem opstellen:
•
Stel het max. waterniveau voor de vijver vast.
De bodemplaat, waarop het filtersysteem staat, moet 680 mm onder het max. waterniveau
•
liggen (max. tolerantie: -20 mm).
Waterniveau constant houden:
•
Voor de werking van het gravitatiesysteem is een constant waterniveau in de vijver noodza-
•
kelijk. Toleranties tot -20 mm van het max. waterniveau zijn toegestaan.
– Wordt het max. waterniveau in de vijver overschreden, dan stroomt het water in de trom-
melfiltermodule via de vuilgoot af, tot het max. waterniveau weer is bereikt.
– Wordt het max. waterniveau met meer dan 20 mm onderschreden, dan is een optimale
resp. probleemloze werking niet mogelijk.
Advies: Met ProfiClear Guard wordt de vijver automatisch water toegevoerd, indien het water
•
onder het toegestane niveau komt.
4.2
Trommelfilter aansluiten
4.2.1
Aanwijzing bij pijpleidingen
•
Gebruik geschikte pijpleidingen.
Gebruik geen rechthoekige buisstukken. Zeer efficiënt zijn ellebogen met een maximale
•
hoek van 45°.
•
Plak kunststofbuizen aan elkaar voor een duurzame en veilige verbinding of gebruik sokver-
bindingen met uittrekbeveiliging.
Stilstaand water kan bij sterke vorst niet uitwijken en laat pijpleidingen barsten. Leg daarom
•
pijpleidingen en slangen met licht afschot (50 mm/m), zodat ze leeg kunnen lopen.
Bij het gravitatiesysteem moet de toevoer van de vijver en evt. de terugloop naar de vijver bij
•
onderhouds- en reparatiewerkzaamheden kunnen worden geblokkeerd. Installeer daarvoor
geschikte schuifafsluiters.
•
Bij het gravitatiesysteem mag de som van de verliezen in de toevoerleidingen maximaal 7
mbar (7 cm) bedragen.
– Anders wordt tijdens de werking het minimale waterniveau in het filtersysteem onderschre-
den. Een optimale en probleemloze werking is niet mogelijk.
- NL -
133