4
Installatie
4.5 Regeling afvoer veiligheidsvoorziening (G3)
De volgende instructies worden vereist in de Bouwvoorschriften in de
U.K. en zij moeten worden opgevolgd. Raadpleeg voor andere landen de
lokale wetgeving. Als u twijfelt, vraag dan advies aan een stedebouwkundig
bureau ter plaatse.
1.
Plaats de inlaatregelgroep zo dat de afvoer vanuit de beide
veiligheidsvoorzieningen kan worden samengevoegd via een T-stuk van 15 mm.
2.
Sluit de verdeelbak aan en leid de afvoerleiding zoals Afbeelding 4.5.1 laat
zien.
3.
De verdeelbak moet verticaal worden gemonteerd en zo dicht mogelijk bij de
veiligheidsvoorziening en op minder dan 500 mm van de voorziening.
4.
De verdeelbak moet zichtbaar zijn voor bewoners en op afstand van
elektrische toestellen worden geplaatst.
5.
De afvoerleiding (D2) vanaf de verdeelbak moet op een veilige plaats uitkomen
waar personen in de buurt van de afvoer geen risico lopen, moet een metalen
constructie hebben en:
A) Ten minste een leidingmaat groter zijn dan het nominale uitlaatformaat
van de veiligheidsvoorziening, tenzij de totale gelijkwaardige hydraulische
weerstand die van een rechte pijp van 9 m. lang overschrijdt, dat wil zeggen
afvoerleidingen tussen 9 m en 18 m gelijkwaardige weerstandslengte moeten
tenminste twee maten groter zijn dan het nominale uitlaatformaat van de
veiligheidsvoorziening, tussen 18 en 27 m ten minste 3 maten groter, enz.
Bij de berekening van de waterweerstand moet rekening worden gehouden
met bochten. Raadpleeg Afbeelding 4.5.1, Tabel 4.5.1 en het uitgewerkte
voorbeeld. Een alternatieve benadering voor het nemen van de maat
van afvoerleidingen zou zijn BS 6700: 1987 te volgen: specificatie voor
ontwerp, installatie, tests en onderhoud van diensten die water leveren voor
huishoudelijk gebruik binnen gebouwen en hun cartilages.
B) Zorg voor een verticaal gedeelte van ten minste 300 mm lang, onder de
verdeelbak voordat de knieën of bochten in het leidingwerk komen.
C) Installeer ononderbroken aflopend.
D) Laat uitstoot zichtbaar zijn bij de verdeelbak en ook aan het eindpunt van de
uitstoot, maar waar dat niet mogelijk is of in de praktijk moeilijk, moet op de
ene of de andere locatie de uitstoot duidelijk zichtbaar zijn. Voorbeelden van
aanvaardbare regelingen voor de uitstoot zijn:
Veiligheidsvoorziening
(bijv. thermisch over-
drukventiel)
500 mm maximaal
Metalen afvoerleiding (D2) vanaf
verdeelbak, voortdurend aflopend. See
Punt 5.D i-iv, Tabel 4.4.1 en uitgewerkt
voorbeeld
Formaat
Minimumformaat
uitlaat klep
van afvoerleiding
D1
G 1/2
15 mm
G 3/4
22 mm
G1
28 mm
Metalen afvoerleiding (D1) thermisch
overdrukventiel naar verdeelbak
Verdeelbak
300 mm
minimaal
<Afbeelding 4.5.1>
Minimumformaat van
afvoerleiding D2 vanaf
verdeelbak
22 mm
28 mm
35 mm
28 mm
35 mm
42 mm
35 mm
42 mm
54 mm
i. In het ideale geval onder een vast rooster en boven een waterslot in een
afvoergoot.
ii. Neerwaartse afvoer op een laag niveau: dat wil zeggen, tot 100 mm boven
externe oppervlakken zoals parkeerplaatsen, harde vloeren, grasvelden,
enz. zijn aanvaardbaar, maar waar kinderen kunnen spelen of op andere
wijze in contact kunnen komen met uitstoot, moet een hekje of een dergelijke
afscherming worden geplaatst, zodat contact wordt voorkomen terwijl de
zichtbaarheid gehandhaafd blijft.
iii. Uitstoot op een hoog niveau, bijv. in een metalen bak en een metalen
neerwaartse leiding waarbij het uiteinde van de leiding duidelijk zichtbaar is
(verdeelbak zichtbaar of niet) of op een dak dat uitstoot van water van hoge
temperatuur kan weerstaan en 3 m van een systeem van kunststof goten
waarin dergelijke uitstoot zou worden opgevangen (verdeelbak zichtbaar).
iv. Waar een enkele leiding functioneert voor een aantal afvoeren, zoals in een
appartementengebouw, moet het aantal afvoeren beperkt blijven tot niet meer
dan 6 systemen, zodat de uitstoot van iedere installatie redelijk gemakkelijk kan
worden getraceerd. De enkele gemeenschappelijke afvoerleiding moet ten minste
één leidingmaat groter zijn dan de grootste individuele afvoerleiding (D2) die moet
worden aangesloten. Als opslagsystemen voor warm water zonder ontluchting
worden geïnstalleerd, waar uitstoot van veiligheidsvoorzieningen misschien
niet duidelijk is, dat wil zeggen in woningen bewoond door ziekelijke of (visueel)
gehandicapte personen, moet de installatie van een elektronisch bediend toestel
worden overwogen, dat kan waarschuwen wanneer uitstoot plaatsvindt
Opmerking: De uitstoot zal bestaan uit zeer heet water en stoom. Asfalt,
dakbedekking en niet-metalen materialen voor regenwaterafvoer
kunnen beschadigd raken door dergelijke uitstoot.
Uitgewerkt voorbeeld: Het onderstaande voorbeeld is voor een thermische
overdrukklep G½ met een afvoerleiding (D2) die knieën nr. 4 en een lengte van
7 m heeft van de verdeelbak naar het afvoerpunt.
Uit Tabel 4.5.1: Maximaal toegestane weerstand voor een rechte lengte koperen
afvoerleiding (D2) van 22 mm vanaf een thermische overdrukklep G½ is: 9,0 m
minus de weerstand voor 4 knieën van 22 mm op 0,8 m elk = 3,2 m. Zo is de
maximaal toegestane lengte: 5,8 m. 5,8 m is minder dan de werkelijke lengte
van 7 m, bereken daarom het volgende grootste formaat. Maximaal toegestane
weerstand voor een rechte lengte van leiding (D2) van 28 mm vanaf een
thermische overdrukklep G½ is: 18 m
Minus de weerstand voor 4 knieën van 28 mm op 1,0 m elk = 4 m. Zo is de
maximaal toegestane lengte: 14 m. Omdat de werkelijke lengte 7 m is, is een
koperen leiding van 28 mm (D2) voldoende.
Afvoer onder vast rooster
(Punt 5.D geeft alternatieve punten
voor afvoer)
Vast rooster
Afvoerput
Maximaal toegestane weerstand, uitgedrukt
als een lengte van een rechte leiding (geen
knieën of bochten)
Tot 9 m
Tot 18 m
Tot 27 m
Tot 9 m
Tot 18 m
Tot 27 m
Tot 9 m
Tot 18 m
Tot 27 m
<Tabel 4.5.1>
Weerstand die ontstaat
door elke knie of bocht
0,8 m
1,0 m
1,4 m
1,0 m
1,4 m
1,7 m
1,4 m
1,7 m
2,3 m
16