NL
BESCHR.
MENU
DISPLAY
DIF P
ALL P
RIP 1
RIP 2
RIP 3
RIP 4
RIP F
PARAMETRI
INSTALLATORE
RIP T
ORE P
SCA T
SCA S
FP
TAB
5.4 HANDMATIGE START VAN DE MOTOR/ONTSTEKING
Deze procedure kan worden toegepast, als u het systeem handmatig wilt starten of de pomp wilt vullen.
De motor kan handmatig gestart worden door in deze volgorde op de toetsen te drukken.
Volgorde van de toetsen bij uitgeschakelde pomp, laatste toets gedurende 10 seconden ingedrukt.
De pomp blijft ingeschakeld zolang de toets wordt ingedrukt. De frequentie wordt weergegeven met de indicatie ' A DS' (vullen).
WAARSCHUWING
Tijdens de handmatige start draait de motor op de maximale snelheid en is de drukcontrole niet actief, de pomp bereikt dus
zijn maximale druk.
WAARSCHUWING
Controleer of er water in het pomphuis aanwezig is, omdat anders de dichting van de pomp beschadigd raakt.
124
NAAM
BESCHRIJVING
PARAMETER
Deze parameter geeft de waarde aan die van de setpoint moet
worden afgetrokken om de startdruk van de motor te verkrijgen. In
Grensdruk
de praktijk start de motor als de druk de ingestelde waarde bereikt
min de grenswaarde (BAR).
Geeft de minimale druk van de installatie aan. Een lagere waarde
Druk voor alarm
veroorzaakt het alarm ' g een water'. Als deze waarde op nul is
water
ingesteld, is de functie uitgeschakeld.
Wachttijd tussen de eerste keer dat wordt opgemerkt dat er geen
water meer is en de eerste poging om de installatie automatisch
1e herstart
opnieuw te starten (minuten). Als deze parameter op nul is
ingesteld, zal de module geen pogingen doen om de pomp opnieuw
te starten.
Wachttijd tussen de eerste herstart en de tweede poging om de
2e herstart
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Wachttijd tussen de tweede herstart en de derde poging om de
3e herstart
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Wachttijd tussen de derde herstart en de vierde poging om de
4e herstart
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Deze parameter bepaalt hoe het herstartmechanisme werkt. Als
deze is ingesteld op FIN wordt de machine na de vierde poging in
Type herstart
een definitieve alarmtoestand gezet. Als deze is ingesteld op CICL
wordt de herstart na de vierde poging oneindig herhaald met het
interval dat bij de vierde poging is ingesteld.
Wachttijd na een herstart waarbinnen de druk boven de minimale
Interventieduur
drempel van ' g een water' moet terugkeren. (seconden)
Aantal uren dat de pomp is ingeschakeld.
Bedrijfsuren
Deze parameter is een alleen-lezen gegeven.
Parameter die de bedrijfstijd van een pomp aangeeft. Als deze wa-
arde is bereikt, stopt de pomp en start de tweede. Deze parameter
is uitgedrukt in minuten tot de waarde van 60, daarna wordt hij
Uitwisseltijd
uitgedrukt in uren. Dit verschil wordt aangegeven door een 'H' voor
de uren en een 'M' voor de minuten.
Moet op de hoofdpomp zijn ingesteld bij een groep of bij
twee pompen.
Wijze waarop de pompen worden afgewisseld als de
parameter SCAT is bereikt:
•
T1: eerst wordt de actieve pomp uitgeschakeld en daarna wordt
Modus wisseltijd
de tweede gestart.
•
T 2: eerst start de tweede pomp en daarna gaat de eerste uit.
Frequentie PWM
Frequentie PWM van de controle van de motor (uitgedrukt in Khz).
Tijd waarin de pomp niet werkt. Na deze tijd start de pomp 15
seconden op de maximale frequentie, waarna de frequentie
geleidelijk afneemt totdat de minimaal ingestelde frequentie
Antiblokkeerfunctie
wordt bereikt. Deze parameter is tot de waarde 60 uitgedrukt in
minuten en wordt daarna uitgedrukt in uren. Het verschil wordt
aangegeven door een 'H' voor de uren en een 'M' voor de minuten.
DEF
MIN
MAX
0,3
0,1
0,5
0,5
0
1
1
0
1440
5
0
1440
60
0
1440
720
0
1440
FIN
FIN
CICL
15
5
300
N.A.
N.A.
N.A.
0
0
168
1
1
2
5.1
5.1
10.6
0
0
999