Gebruik
4.
Omgevingslucht-onafhankelijk
vluchttoestel zo houden, dat het
ademzakje van het lichaam weg
wijst.
5.
Eventueel de helm afzetten.
6.
Nekband om de nek leggen.
7.
Eventueel de helm opzetten.
AANWIJZING
i
i
De volgende stappen voor het aandoen vlot uitvoeren.
8.
Mondstuk omhoog trekken naar het gezicht.
Daarbij komt het mondstukkapje los uit het mondstuk. De starterpen wordt
uit het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel getrokken.
9.
Mondstuk in de mond steken.
Erop letten dat de ademslang niet wordt verdraaid.
Het rubberdeel dient daarbij tussen de tanden en de lippen te zitten.
10. Mondstuk dicht met de lippen omsluiten.
11. Neusklem opentrekken en op de neusvleugels plaatsen.
De neus moet dicht zijn.
AANWIJZING
i
i
De ademlucht van de starter stroomt binnen 1 tot 2 minuten in het
ademzakje. Het ademzakje wordt echter niet volledig gevuld. Het
openvouwen van het ademzakje eventueel met de handen ondersteu-
nen.
12. Wanneer het ademzakje zich niet vult, 2 tot 3 keer krachtig uit de omge-
vingslucht in het toestel uitademen.
13. Omgevingslucht-onafhankelijke
zuurstofvluchttoestel zoals afge-
beeld beetpakken en aan het uit-
einde van de nekband trekken
om het omgevingslucht-onaf-
hankelijke zuurstofvluchttoestel
omhoog te trekken.
Het omgevingslucht-onafhanke-
lijke zuurstofvluchttoestel voor
de borst plaatsen. Het toestel
mag niet te hoog zitten, maar
ook niet aan het mondstuk trek-
ken.
14. Eventueel correctiebril afnemen.
15. Eventueel veiligheidsbril losma-
ken van het toestel en de knop-
lus en opzetten.
16. Borstband om het lichaam leggen en sluiten.
17. Borstband straktrekken.
3.5
Tijdens het gebruik
3.5.1 Belangrijke regels voor vluchten
Vlucht rustig beginnen, niet haasten.
Vluchtroute plannen, kortste weg naar veilige omgevingslucht kiezen!
Weloverwogen vluchten. Bij gehaaste, snelle ademhaling wordt meer
ademlucht verbruikt!
Er altijd op letten dat het mondstuk goed vastzit tussen tanden en lippen en
door de lippen dicht wordt omsloten.
De lucht uit het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel is warm en
droog. Dit is een teken dat het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel
correct werkt. Ook een eventuele eigen smaak is normaal en ongevaarlijk.
Het ademzakje niet beschadigen of samenpersen, anders gaat er onont-
beerlijke ademlucht verloren.
Bij braken het mondstuk uit de mond nemen en met de duim afsluiten. Niet
in het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel braken!
Om geen lucht met schadelijke stoffen uit de omgeving in te ademen, moet
er na opnieuw inbrengen van het mondstuk eerst uit het omgevingslucht-
onafhankelijke zuurstofvluchttoestel worden ingeademd.
36
3.5.2 Toestel tijdens het gebruik verwisselen
Wanneer het noodzakelijk is een nieuw omgevingslucht-onafhankelijk vluchttoe-
stel aan te leggen, gaat u als volgt te werk:
1.
Borstband van het oude omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel strak
aantrekken, om er zeker van te zijn dat het toestel veilig aan het lichaam
vastzit.
2.
Eventueel de helm afzetten.
3.
Het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel voorbereiden.
a.
Opener omhoogtrekken totdat de spanbanden wegvallen.
b.
Bovenste behuizingdeel afnemen en weggooien.
c.
De gele lus van de nekband beetpakken en het omgevingslucht-onaf-
hankelijke zuurstofvluchttoestel daarmee uit de behuizing trekken.
WAARSCHUWING
!
Omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel niet aan de slang uit de
behuizing trekken.
00631209.eps
Anders kan het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel bescha-
digd raken en niet genoeg ademlucht leveren.
d.
Omgevingslucht-onafhankelijk vluchttoestel zo houden, dat het adem-
zakje van het lichaam weg wijst.
4.
Steekgesp op de nekband van het oude omgevingsluchtonafhankelijke
vluchttoestel losmaken.
Het omgevingslucht-onafhankelijk vluchttoestel wordt door de borstband
vóór de borst gehouden.
5.
Blijven doorademen via het oude omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoe-
stel ademen.
6.
Nekband van het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel om
de nek leggen.
7.
Een laatste keer uit het oude omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel
inademen.
8.
Mondstuk van het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel
omhoog trekken naar het gezicht.
Daarbij komt het mondstukkapje los uit het mondstuk. De starterpen wordt
uit het omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel getrokken.
9.
Oude mondstuk en neusklam afdoe, neer laten vallen en onmiddellijk het
nieuwe mondstuk in de mond steken.
Erop letten dat de ademslang niet wordt verdraaid.
Het rubberdeel dient daarbij tussen de tanden en de lippen te zitten.
10. Mondstuk dicht met de lippen omsluiten.
11. Neusklem opzetten.
De neus moet dicht zijn.
12. In het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel uitademen.
AANWIJZING
i
i
De ademlucht van de starter stroomt binnen 1 tot 2 minuten in het
ademzakje. Het ademzakje wordt echter niet volledig gevuld. Het
openvouwen van het ademzakje eventueel met de handen ondersteu-
nen.
13. Normaal via het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke vluchttoestel inade-
men.
14. Steekgesp van de borstband van het oude omgevingsluchtonafhankelijke
vluchttoestel losmaken. Toestel op de grond laten vallen.
15. Het nieuwe omgevingslucht-onafhankelijke zuurstofvluchttoestel van onde-
00731209.eps
ren vastpakken en aan het uiteinde van de nekband trekken om het zuur-
stofvluchttoestel omhoog te trekken.
Het omgevingslucht-onafhankelijke zuurstofvluchttoestel voor de borst
plaatsen. Het toestel mag niet te hoog zitten, maar ook niet aan het mond-
stuk trekken.
16. Eventueel veiligheidsbril losmaken van het toestel en de knoplus en opzet-
ten.
17. Borstband om het lichaam leggen en sluiten.
18. Borstband straktrekken.
19. Eventueel de helm opzetten.
3.5.3 Gebruikseinde
De ademluchtvoorraad is beperkt en bijna leeg wanneer het inademen moeilijker
valt en het ademzakje in begint te zakken.
In de mijnbouw ondergronds gebruikte omgevingslucht-onafhankelijke vlucht-
toestellen mogen na gebruik niet ondergronds blijven.
Dräger Oxy 3000/6000 MK II