Onderhoud uitvoeren aan de bougie
OPGELET: Gebruik de aanbevolen bougie.
Zorg dat het vervangende onderdeel
identiek is aan het onderdeel dat door de
fabrikant wordt geleverd. Een onjuiste
bougie kan leiden tot schade aan het
product.
1. Als het apparaat niet soepel start of draait,
controleert u de bougie op de aanwezigheid van
ongewenst materiaal. Om het risico van ongewenst
materiaal op de elektroden van de bougie te
beperken:
a) zorg dat het stationaire motortoerental correct is
afgesteld.
b) zorg dat het brandstofmengsel correct is.
c) zorg dat het luchtfilter schoon is.
2. Reinig de bougie als deze vuil is. Controleer of de
afstand tussen de elektroden juist is. (Fig. 63)
3. Vervang de bougie indien nodig.
Het luchtfilter reinigen
1. Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het
luchtfilter. (Fig. 64)
2. Reinig het luchtfilter met een warm sopje van water
en zeep. Zorg dat het luchtfilter droog is wanneer u
dit aanbrengt.
3. Vervang het luchtfilter als het zo vuil is dat het niet
meer volledig kan worden gereinigd. Vervang een
beschadigd luchtfilter altijd.
Zaagketting slijpen
De snijder
De zagende delen van een zaagketting worden
zaagschakels genoemd en bestaan uit een snijtand (A)
en een dieptestellernok (B). De snijdiepte van de snijder
wordt bepaald door het hoogteverschil tussen deze
beide punten, oftewel de instelling van de dieptesteller
(C).
(Fig. 65)
Bij het slijpen van snijtanden moet u rekening houden
met vier belangrijke factoren:
•
Vijlhoek.
(Fig. 66)
•
Snijhoek.
(Fig. 67)
•
Vijlpositie.
(Fig. 68)
•
Diameter van de ronde vijl.
(Fig. 69)
862 - 002 - 03.12.2018
Snijtanden slijpen
Gebruik voor het slijpen van de snijtanden een ronde vijl
Zaagkettingvijl en
en een vijlmal. Zie
zaagkettingcombinaties op pagina 98 voor informatie
over de aanbevolen breedte van de vijl en de vijlmal
voor de zaagketting die op uw apparaat is aangebracht.
(Fig. 70)
1. Zorg dat de zaagketting de juiste spanning heeft.
Een ketting die niet de juiste spanning heeft, zal naar
één kant bewegen en niet op de juiste wijze kunnen
worden geslepen.
2. Vijl alle snijtanden aan één zijde. Vijl vervolgens alle
snijtanden vanaf de binnenzijde, waarbij u tijdens het
terughalen van de vijl minder druk uitoefent.
3. Leg het apparaat op de andere zijde en vijl de
snijtanden.
4. Gebruik de vijl om alle snijtanden even lang te
maken. Vervang een versleten zaagketting wanneer
de snijtanden korter dan 4 mm (5/32 inch) zijn
geworden.
Hoogte van de dieptesteller aanpassen
Slijp de snijtanden voordat u de instelling van de
dieptesteller aanpast. Zie
95 . Wanneer u de zaagtanden (A) slijpt, neemt de
instelling van de dieptesteller (C) af. Om de maximum
zaagcapaciteit te behouden, moet de dieptestellernok
(B) verlaagd worden tot de aanbevolen hoogte. Zie
Zaagkettingvijl en zaagkettingcombinaties op pagina
98 voor de juiste instelling van de dieptesteller voor uw
specifieke ketting.
(Fig. 71)
(Fig. 72)
Let op: Bij deze aanbeveling wordt ervan uitgegaan dat
de lengte van de snijtanden niet abnormaal afgevijld
werd.
Gebruik een platte vijl en een vijlmal om de hoogte van
de dieptesteller aan te passen.
1. Plaats de vijlmal op de zaagketting. Gedetailleerde
informatie over het gebruik van de vijlmal staat op de
verpakking van de vijlmal.
2. Gebruik de platte vijl om het overschot van het deel
van de dieptestellernok dat onder de mal uitkomt,
weg te vijlen. De snijdiepte is correct als u geen
weerstand voelt wanneer u de vijl over de mal haalt.
Zaagketting spannen
Let op: Controleer gedurende de inloopperiode
regelmatig de spanning van een nieuwe zaagketting.
1. Draai de geleidermoeren los die het koppelingdeksel
op zijn plaats houden. Gebruik de combinatietang.
(Fig. 73)
2. Draai de geleidermoeren met de hand zo vast
mogelijk aan.
Snijtanden slijpen op pagina
95