• De zaagbandbescherming op een hoogte van ca.
3 mm boven het te zagen materiaal aanbrengen.
• Let op! Lange werkstukken moeten worden onder-
steund om te voorkomen dat ze na het zagen van de
tafel vallen. (bijv. met een rolstaander enz.)
• Tijdens het transport moet de zaagbandveiligheids-
inrichting (3) zich in de onderste positie en nabij de
tafel bevinden.
• Veiligheidsafdekkingen mogen niet worden gebruikt
voor het transporteren of ondeskundig gebruik van
de machine.
• Vervormde of beschadigde zaagbanden mogen niet
gebruikt worden.
• Vervang een versleten tafelinzetstuk.
• Nooit de machine in bedrijf zetten als de beveili-
gingsklep van de zaagband resp. de losgekoppelde
veiligheidsinrichting is geopend.
• Let op dat de keuze van het zaagband en de snel-
heid voor de te zagen grondstof geschikt is.
• Nooit de zaagband reinigen als deze nog niet tot
stilstand is gekomen.
• Bij rechte zaagsnedes van kleine werkstukken te-
gen de parallelaanslag moet een schuifstok wor-
den gebruikt.
• Draag bij het werken met de zaagband en ruwe
grondstoffen handschoenen!
• Tijdens het transport moet de zaagband-veilig-
heidsinrichting zich in de onderstand stand en na-
bij de tafel bevinden.
• Bij schuine zaagsnedes met een schuine tafel moet
de parallel geleiding worden aangepast aan het on-
derste deel van de tafel.
• Losgekoppelde veiligheidsinrichtingen nooit gebrui-
ken voor het heffen of transporteren.
• Let op dat de zaagband-veiligheidsinrichtingen wor-
den gebruikt en juist zijn ingesteld.
• Zorg dat uw handen altijd op voldoende veilige af-
stand tot de zaagband worden gehouden. Gebruik
een schuifstok voor smalle zaagsnedes.
• Stel de verstelbare veiligheidsvoorzieningen dus-
danig in dat deze zo dicht mogelijk tegen het werk-
stuk liggen.
• Plaats de schuifstok op de hiervoor aangebrach-
te houder op de machine, zodat u deze vanuit uw
standaard werkpositie kunt bereiken en altijd binnen
handbereik hebt.
• In de normale werkpositie bevindt de gebruiker zich
vóór de machine.
• Sluit de lintzaagmachine aan op een stofopvangin-
richting wanneer u hout zaagt.
• Bij het zagen van rond of onregelmatig gevormd
hout moet een voorziening worden gebruikt die
zorgt dat het werkstuk niet wordt verdraaid.
6. Technische gegevens
Wisselstroommotor
Vermogen
Stationair toerental
Zaagbandlengte
zaagbandbreedte
Zaagbandbreedte max.
Zaagbandsnelheid I
Zaagbandsnelheid II
Snijhoogte
Reikwijdte
Tafelgrootte
Tafel neigbaar
Werkstukgrootte max.
Gewicht
Het werkstuk moet minimaal een hoogte van 3 mm en
een breedte van 10 mm hebben.
*Bedrijfsmodus S2– kortstondig bedrijf
Bedrijf met constante belasting gedurende 20 minuten
of minder, gevolgd door een periode van inactiviteit en
een pauze die voldoende is om de machine binnen 2K
af te laten koelen tot omgevingstemperatuur.
De geluids- en trillingswaarden zijn bepaald volgens
EN 61029.
Geluidsdrukniveau L
Onzekerheid K
Geluidsvermogensniveau L
Onzekerheid K
Draag gehoorbescherming.
Het effect van lawaai kan gehoorverlies zijn. Totale tril-
lingswaarden (vectorsom van drie richtingen) bepaald
conform EN 61029.
www.scheppach.com
220 - 240 V~ 50 Hz
550W (S2 20 min)
300 x 300 mm
580 x 400 x 120 mm
pA
pA
WA
WA
1400 min
-1
1790
6 mm
13 mm
660 m/min
960 m/min
0-120 mm
245 mm
0° tot 45°
24 kg
77,4 dB(A)
3 dB
90,4 dB(A)
3 dB
NL | 73