1.3
Veiligheid tijdens transport
en installatie
Voordat een machine wordt opgehesen, moeten alle losse
of draaiende delen, zoals deuren en trekstang, veilig
vastgezet worden.
Bevestig nooit kabels, kettingen of touwen direct aan het
hijsoog; gebruik een hijshaak of -beugel die beantwoordt
aan de plaatselijke veiligheidsvoorschriften. Zorg ervoor
dat er tijdens het hijsen geen scherpe hoeken zitten in
hijskabels, kettingen of touwen.
Het hijsen met behulp van een helikopter is niet
toegestaan.
Het is ten strengste verboden zich op te houden in de
gevarenzone onder een gehesen last. Hijs de machine
nooit over personen of woonwijken. Het versnellen of
vertragen van de hijsbewegingen moet binnen veilige
grenzen blijven.
1
Als een machine die niet kan worden gebruikt als
aanhangwagen
op
een
vrachtwagen
getransporteerd, moet deze worden vastgemaakt
aan de vrachtwagen door riemen vast te maken aan
de heftrucksleuven, via de gaten in het frame
vooraan en achteraan of via de hijsbalk. Om schade
te voorkomen mag u nooit riemen vastmaken aan
het dak van de machine.
2
Plaats de machine op een horizontale ondergrond en
immobiliseer door wielblokken voor en/of achter de
wielen te plaatsen, indien van toepassing.
3
Gebruik voor het hijsen van zware stukken een
voldoende krachtig, goedgekeurd hijstoestel dat
voldoet aan de plaatselijke veiligheidsvoorschriften.
4
Hijshaken, -ogen, beugels, enz. mogen nooit
doorbuigen en mogen alleen belast worden over de
belastingsas waarvoor ze ontworpen zijn. De
hijscapaciteit van een hijstoestel wordt sterk
verminderd wanneer de richting van de krachten
onder een hoek staat met de belastingsas.
5
Voor de maximale veiligheid en efficiëntie van het
hijstoestel moeten alle hijskabels zo verticaal
mogelijk aangebracht worden. Indien noodzakelijk,
kan er een hijsbalk worden aangebracht tussen het
hijstoestel en de last.
6
Laat een last nooit aan een hijstoestel hangen.
7
Breng het hijstoestel zodanig aan dat de last
verticaal gehesen wordt. Wanneer dat niet mogelijk
is, dan dient u ervoor te zorgen dat de last niet heen
en weer kan zwaaien. Gebruik dan bijv. twee
hijstoestellen, die elk onder een hoek niet groter dan
30° met een verticale lijn aangrijpen.
8
Zet de machine niet te dicht bij muren. Zorg ervoor
dat de warme lucht, die afkomstig is van de motor
en de koelsystemen van de aangedreven machine,
niet wordt gerecirculeerd. Het terugvoeren van
warme lucht naar de motor of de aangedreven
wordt
machine kan leiden tot oververhitting van de
machine; wanneer deze lucht wordt aangezogen
voor verbranding, zal dit leiden tot een afname van
het motorvermogen.
9
Generatoren moeten worden opgesteld op een
vlakke
ondergrond
vermogen, op een schone plaats met voldoende
ventilatie. Raadpleeg Atlas Copco wanneer de
ondergrond niet vlak is of een afwijkende
hellingshoek heeft.
10 Installeer de generatorset niet buiten zonder de
gepaste
bescherming
generatorset wordt blootgesteld aan regen of
sneeuw), want dit kan een risico op elektrische
schokken teweegbrengen en/of tot defecten leiden.
11 De elektrische aansluitingen moeten voldoen aan de
plaatselijke normen. De machine moet worden
- 122 -
geaard en beschermd tegen kortsluiting door middel
van zekeringen of stroomonderbrekers.
12 Wanneer u verlengkabels gebruikt, houd dan
rekening met de maximale kabellengte. Kabels met
een diameter van 1,5 mm² mogen niet langer zijn
dan 60 m en kabels van 2,5 mm² niet langer dan
100 m.
13 Zorg voor voldoende verlichting op de werkplaats
zodat
arbeidsvoorschriften (min. 20 Lux).
14 Sluit de generator nooit aan op een installatie, die
tevens is aangesloten aan het publieke net.
15 Voordat u de belasting aansluit, schakelt u de
betreffende stroomonderbreker uit en controleert u
of frequentie, spanning, stroom en arbeidsfactor
overeenkomen met de gegevens van de generator.
16 Schakel alle stroomonderbrekers uit, alvorens de
machine te transporteren.
met
voldoende
dragend
(vooral
wanneer
de
wordt
voldaan
aan
de
toepasselijke