OPMERKING: Dit apparaat is ook ontworpen voor gebruik in
omgevingen met verontreinigingsgraad 3 (zie IEC 664)
3 INSTALLATIE
3.1 OPSTELLING
Plaats het apparaat in een geventileerde ruimte.
Het binnendringen van stof, vuil of ander vreemd materiaal
in het apparaat kan de ventilatie belemmeren en een nadeli-
ge invloed hebben op de werking van het apparaat.
Maak de draaiconsole vast op de bovenkant van het appa-
raat en bevestig het handvat, de wielen, de flessteun en,
indien gebruikt, de waterkoelunit.
3.2 INGANGSSTROOMAANSLUITINGEN
• Gelieve alle delen die verband houden met de installatie
van dit apparaat aandachtig te lezen.
• Dit apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd door
gekwalificeerd personeel.
• Zorg ervoor dat de voedingsstekker is losgekoppeld alvo-
rens inspecties, reparaties of onderhoud uit te voeren.
• Sluit de geel-groene draad aan op een goede elektrische
aarding.
• Gebruik geen waterleidingen als aardgeleider.
• Na een laatste inspectie moet het apparaat worden
aangesloten op de voedingsspanning die vermeld staat
op de voedingskabel.
• Als u de voedingsspanning wilt veranderen, verwijdert
u het rechter zijpaneel (15) en verandert u de aansluitin-
gen op het spanningswijzigingsklembord zoals getoond
in figuur 1.
• Plaats na het veranderen van de spanning het bovendek-
sel terug.
• Dit apparaat mag nooit worden gebruikt zonder boven- en
zijdeksels. Dit om voor de hand liggende veiligheidsredenen
en om belemmering van het interne koelsysteem van het
apparaat te voorkomen. Als dit apparaat wordt gebruikt zon-
der bescherming van de boven- en zijdeksels, vervalt de
garantie.
•
Monteer op de voedingskabel een stekker die ove-
reenkomt met het door het apparaat verbruikte ingangsver-
mogen.
3.3 UITGANGSAANSLUITINGEN
3.3.1 Aansluiting van de draadaanvoerunit
Deze stroombron kan worden gebruikt met de draadaan-
voerunits TFA2 en TFA4. Gebruik voor het aansluiten van de
stroombron op de draadaanvoerunit de verlengkabel art.
1186 (5 m) of 1186.20 (10 m).
De prestaties en de werking van de draadaanvoerunit staan
beschreven in de bij de draadaanvoerunit geleverde bedie-
ningshandleiding.
3.3.2 Aansluiten van de klem van de massa kabel.
• Sommige modellen hebben slechts één smoorspoelaan-
sluiting.
• Sluit de mannetjesstekker van de massa kabel aan op één
van de smoor spoelaansluitingen op het voorpaneel van het
apparaat. De smoor spoelaansluiting aangeduid met
biedt een maximale impedantie en zorgt voor
mooie lasnaden. Deze aansluiting wordt aanbevolen voor
het lassen van aluminium, roestvrij staal en koolstofstaal met
een binaire of ternaire samenstelling. De smoor spoelaan-
sluiting aangeduid met
wordt aanbevolen bij gebruik van kooldioxide als bescherm-
gas voor het lassen van koolstofstaal, in opwaartse vertica-
le stand, met een binaire of ternaire samenstelling.
Over het algemeen verdient het aanbeveling lage impedan-
tiewaarden te gebruiken voor draden met een kleine diame-
Fig. 1
biedt de laagste impedantie en
43