zakken met een ontvochtigingsmiddel.
6 LASFOUTEN
1- FOUT-
Poreusheid (in of op het oppervlak van de
lasnaad)
OORZAKEN • Slechte draad (roest op het oppervlak).
• Onvoldoende gasbescherming, te wijten
aan:
- belemmerde gasstroom door blokkering
in de gasleiding.
- defect reduceerventiel.
- reduceerventiel bevroren omdat geen
gasverwarming werd gebruikt om het CO2-
beschermgas te verwarmen.
- defecte gasklep.
- gasmondstuk verstopt door lasspatten.
- verstopte gasuitlaatopeningen.
- luchtstromen in laszone.
2- FOUT-
Krimpbarsten
OORZAKEN • Lasdraad of werkstuk vuil of verroest.
• Lasnaad te smal.
• Lasnaad te hol.
• Lasnaad te diep ingebrand.
3- FOUT -
Zijbarsten
OORZAKEN • Te hoge lassnelheid.
• Lage stroom en hoge boogspanning.
4- FOUT
Te veel lasspatten
OORZAKEN • Te hoge spanning
• Te lage smoorspoelaansluiting
• Geen gasverwarming gebruikt voor CO2-
beschermgas.
7 ONDERHOUD VAN HET APPARAAT
Gasmondstuk. Maak het mondstuk regelmatig schoon om
mogelijke lasspatten die tijdens het lassen zijn ontstaan te
verwijderen. Vervang het mondstuk als het vervormd is of
een ovale vorm heeft.
Contacttip. Een goed contact tussen de contacttip en de
draad garandeert een stabiele boog en een optimaal
stroomrendement. Volg daarom de volgende stappen:
A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest.
B) Na lange lasbewerkingen hechten lasspatten zich makke-
lijker vast aan de contacttip, waardoor de draadaanvoer zal
worden belemmerd. De contacttip moet regelmatig worden
schoongemaakt en indien nodig worden vervangen.
C) De contacttip moet altijd stevig in de kontakttip-houder
van de toorts worden geschroefd. De thermische cycli waa-
raan de toorts onderhevig is tijdens het werken, kunnen de
contacttip doen loskomen, wat op zijn beurt kan leiden tot
oververhitting van de toortsbehuizing en een ongelijkmatige
aanvoer van de draad.
De binnenspiraal is een belangrijk onderdeel dat vaak moet
worden gecontroleerd, aangezien de draad tijdens normale
laswerken koperstof of kleine metaalkrullen kan achterlaten
in de spiraal. Maak de binnenspiraal en de gasslang regel-
matig
schoon
met
Binnenspiralen zijn onderhevig aan voortdurende slijtage en
moeten daarom na een bepaalde periode vervangen wor-
den.
Draadaanvoermotor. Maak regelmatig de draadaanvoeru-
nit en de aandrijfrollen schoon om door de aanvoer van
draad achtergelaten roest of metaalresten te verwijderen.
Een periodieke controle van alle onderdelen van de draa-
daanvoereenheid, de spoelhouder, de aandrijfrollen, de bin-
46
behulp
van
droge
nenspiraal en de contacttip wordt aanbevolen.
8 PROBLEEMOPLOSSING
PROBLEEM
Beperkt elektrisch
vermogen
Veel metaalspatten
tijdens het lassen
Draad wordt niet of
onregelmatig aan-
gevoerd
De draad loopt
vast of raakt ver-
strikt tussen de
aandrijfrollen en de
toortsinvoergelei-
der
Opmerking: Alle reparaties moeten door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd.
Trek de voedingskabel uit het stopcontact alvorens kabels te
vervangen of deksels van het apparaat te verwijderen.
Het apparaat is uitgerust met een thermische beveiliging, die
het apparaat uitschakelt wanneer de stroombron oververhit
raakt. Wanneer de thermische beveiliging in werking is
getreden, moet u de stroombron enkele minuten laten
afkoelen alvorens het lassen te hervatten.
De tabel voor probleemoplossing vermeldt de symptomen,
oorzaken en oplossingen van de meest voorkomende pro-
blemen.
perslucht.
9 ONDERHOUD VAN HET LASAPPARAAT
De ervaring leert dat vele dodelijke ongevallen het gevolg zijn
van verkeerd uitgevoerd onderhoud. Daarom is een zorgvul-
dige en grondige inspectie van een onderhouden lasappa-
raat net zo belangrijk als de inspectie van een nieuw lasap-
paraat.
Bovendien wordt zo voorkomen dat producenten aan-
MOGELIJKE OORZAAK
OPLOSSING
Ontbrekende fase
Controleer de fase van de voe-
ding en/of verwijder de contac-
ten van de stuurschakelaar
Zekering van voeding
Vervangen
doorgebrand
Verkeerde voedingsspan-
Controleer of de aansluitin-
ning
gen op het klembord ove-
reenkomen met het schema
Diode van gelijkrichter
Vervang de gelijkrichter
doorgebrand
Losse toorts- of massa-
Maak alle aansluitingen
aansluitingen
vast
De schakelaar van de
Vervang de schakelaar
lasregeling maakt een
slecht contact
Transformatordraad
Schroef het contact van
onderbroken op de
de schakelaar los, verwij-
schakelaar
der de draadisolatie en
plaats de draad onder het
contact
Verkeerde instelling van
de lasparameters
Stel de juiste parameters in
met de lasspanningsschake-
laar en de potentiometer voor
de draadsnelheid
Draad wordt ongelijkma-
tig aangevoerd
Binnenspiraal heeft
verkeerde diameter
Onvoldoende aarding
Controleer de aarding-
saansluitingen
Groef van draadrol te breed
Vervang de rol
Binnenspiraal belemmerd
of verstopt
Uittrekken en schoon-
maken
Draadaandrukrol zit los
Vastzetten
Draadhaspel wordt te
sterk geremd
Losser zetten en bijregelen
kontakttip verstopt
Vervangen
kontakttip met verkeerde
diameter
Vervangen
Groef van draadaanvoer-
rol slecht uitgelijnd
Uitlijnen
Binnenspiraal belemmerd
of verstopt
Verwijderen en schoon-