3
INSTALLATIE
Deze moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebracht
overeenkomstig de geldende voorschriften en in volledige overeenstemming met de veiligheidsreglementen (CEI-
reglement 26-36 - IEC/EN 60974-9).
− Vergewis u ervan dat de toevoerspanning overeenstemt met de spanning die is aangegeven op het kenplaatje.
− Controleer bij het monteren van een stekker of deze een geschikte capaciteit heeft en verbind de geel/groene
geleider van de voedingskabel met de aardingspen.
WAARSCHUWING! Verlengkabels tot 30 m moeten een doorsnede hebben van minstens 2,5 mm2.
3�1
Beschrijving van de uitrusting
A) Stroomregeling.
B) Geel LED-lampje (zie 2.3).
C) Stroomindicatielampje.
D) Uitgangsaansluiting (-).
E) Uitgangsaansluiting (+).
F) Schakelaar.
G) Voedingskabel.
H) Connector (Art. 520).
I) Stelt een overstroom in die als hulpmiddel kan worden
gebruikt bij het trekken van de vlamboog. Deze functie is
zowel in de MMA- als in de TIG-stand actief (Art. 520).
L) Stelt een overstroom in die een maximale overdracht van de elektrodedruppel op het werkstuk mogelijk maakt.
Deze functie is niet actief bij het TIG-lassen (Art. 520).
ART. 506
58
C
B
D
E
ART. 506-520
INVERTER
POWER ROD
®
200 M-Cell
5
6
4
4
7
F
3
8
Art. 520
2
9
1
10
55
5
6
4
7
3
8
35
2
9
15
1
10
Þ Þ
G
ART. 520
I
B
C
80
100
120
140
165
5
200
A
A
L
H
D
E
3301012/B