Parkeerhulp gebruiken
13
Parkeerhulp gebruiken
De sensoren worden automatisch geactiveerd door het voertuig in de achteruitver-
snelling te zetten als het contact ingeschakeld is of als de motor draait. Een active-
ringssignaal weerklinkt (twee korte tonen).
Zodra zich in het detectiebereik een hindernis bevindt, klinkt een signaaltoon die in
gelijke intervallen wordt herhaald.
Als de hindernis verder wordt genaderd, verandert de tonenreeks afhankelijk van de
zone waarin de hindernis zich bevindt; op die manier wordt de afstand doorgege-
ven.
Handel bij de eerste ingebruikname uiterst voorzichtig om u met de afstandsaandui-
ding door middel van de verschillende tonenreeksen vertrouwd te maken.
!
WAARSCHUWING!
Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand en controleer de situatie
(evt. uitstappen), als bij het rangeren het volgende gebeurt:
Bij het rangeren geeft het toestel eerst een hindernis aan en de tonen-
reeks wordt heel normaal sneller (bijv. overgang van de langzame in de
middelste tonenreeks). Plotseling gaat de signaaltoon over in de lang-
zame toonreeks of er wordt helemaal geen obstakel meer aangegeven.
Dit betekent dat het oorspronkelijke obstakel zich niet meer in het
detectiebereik van de sensoren bevindt (afhankelijk van de vorm), maar
nog steeds kan worden genaderd.
14
Storingen zoeken
Het toestel functioneert niet
De aansluitkabels naar het achteruitrijlicht maken geen contact of zijn verwisseld.
De stekkers van de sensoren zijn niet of niet goed in de besturingselektronica
gestoken.
➤ Controleer de stekkers en steek ze indien nodig zo ver in tot ze vastklikken.
102
MWE7006
NL