4. De lader schakelt na enkele minuten over op
stand-by.
Het voertuig wordt geladen.
Informatie
– Het laadproces wordt nu door het voertuig
aangestuurd. Het laadproces kan alleen bij het
voertuig worden gestopt.
– Wanneer de lader niet op stand-by staat, wordt
de laadstatus in het display aangegeven. Het
display kan weer worden ingeschakeld door op de
power-toets
te drukken.
– Een overtemperatuuruitschakeling voorkomt dat
de temperatuur bij het laden te hoog oploopt.
Laden pauzeren
Door de aansturing door het voertuig kan er een
laadpauze optreden, bijvoorbeeld om het
stroomverbruik te optimaliseren.
Op de bedieningseenheid wordt een laadpauze
aangegeven:
Power-toets licht wit op.
Status-led´s knipperen blauw.
Het display wordt ingeschakeld.
Het voertuig hervat het laden vanzelf weer. Het
laadproces kan bij het voertuig worden gestopt.
Laden beëindigen
b Het afsluiten van het laadproces is gelukt.
Power-toets licht wit op.
Status-led´s lichten groen op.
Het display wordt ingeschakeld en hierop is
informatie over de afgesloten laadprocedure te
zien. Na enkele minuten schakelt de lader over op
stand-by.
e Maak de oplaadsteker (voertuigzijde) los van de
oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Laadstroombegrenzing
De bedieningseenheid herkent automatisch de
spanning en de beschikbare stroomsterkte.
Via de laadstroombegrenzing kan worden ingesteld
met welk vermogen er wordt geladen. De laatst
ingestelde laadstroom wordt opgeslagen.
Bij het leveren wordt de laadstroom tot 50% beperkt
om te voorkomen dat de elektrische installatie
oververhit raakt.
Als de lader met een energiemanager is verbonden,
dan beperkt deze de laadstroom volgens de
ingestelde specificaties in de energiemanager.
De maximaal beschikbare laadstroom kan
bijvoorbeeld ook door andere verbruikers in het
thuisnet worden verminderd, bijv. door een
elektrische verwarming of een boiler. Het
laadvermogen mag in geen geval hoger worden
ingesteld als het maximaal beschikbare vermogen
van het gebruikte circuit. Neem bij onduidelijkheden
contact op met een gekwalificeerde elektromonteur.
Aardingsbewaking
Elektrische schok,
GEVAAR
kortsluiting, brand,
explosie, vuur
Als de lader zonder actieve aardingsbewaking wordt
gebruikt, kan dit kortsluiting, elektrische schokken,
explosies, brand of brandwonden veroorzaken.
e Gebruik de lader bij voorkeur met stroomnetten
die zijn geaard.
e Deactiveer de aardingsbewaking alleen bij niet-
geaarde lichtnetten.
e Activeer de aardingsbewaking bij geaarde
lichtnetten.
f Zie het hoofdstuk "Aardingsbewaking
activeren" op pagina 133.
Laadstroombegrenzing
Aardingsbewaking deactiveren
b Op het display wordt een foutmelding voor een
onderbroken of afwezige aarding weergegeven:
b De aardingsbewaking heeft het laadproces
onderbroken of verhindert dat deze begint.
Power-toets licht rood op.
Status-led´s lichten rood op.
Er verschijnt een foutmelding in het display.
1. Annuleer de foutmelding met B
EVESTIGEN
aardingsbewaking te deactiveren.
2. Houd de power-toets
3 seconden ingedrukt.
3. Annuleer de uitschakeling van de
aardingscontrole met B
EVESTIGEN
De deactivering geldt ook voor de volgende
laadprocedures.
Aardingsbewaking activeren
Als de lader op een geaard lichtnet wordt
aangesloten, moet de aardingscontrole worden
ingeschakeld.
1. Open het menu A
ARDINGSCONTROLE
(I
> A
NSTELLINGEN
ARDINGSCONTROLE
2. Activeer de aardingscontrole met A
Als de aardingscontrole is ingeschakeld, wordt de
menu-optie A
niet in het menu
ARDINGSCONTROLE
I
aangegeven.
NSTELLINGEN
DE
EN
FR
IT
ES
PT
om de
NL
SV
FI
.
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
).
HR
.
CTIVEREN
SR
SK
SL
ET
LT
LV
RO
BG
MK
133