Gebeurt dit niet, dan draait de motor in tegengestelde richting. Om de juiste draairichting te krijgen moeten twee fasen op het paneel
worden verwisseld.
-
Laat de pomp niet langer dan 3 minuten in tegengestelde richting draaien. Verklein vervolgens de opening van de klep tot ongeveer de
helft van de maximale opening, en laat de pomp een minuut draaien. Stop de pomp vijf minuten om luchtbellen, indien aanwezig, te
laten verdwijnen. Deze zouden de smering van de as kunnen beletten.
Laat de pomp starten en open de persklep geleidelijk aan, totdat er geen zand meer in het water te zien is of ten minste gedaald is tot
–
een zeer laag percentage (40 g/m³).
–
Alvorens de elektropomp definitief in bedrijf te stellen moeten de zekeringen worden weggehaald uit de starter en moet met een
ohmmeter de continuïteit van het schakelcircuit worden nagegaan, om vast te stellen of er beschadigingen zijn ontstaan bij het in de put
laten zakken van de pomp. In het tegengestelde geval moet de groep worden opgehesen voor een controle.
–
Voor driefasige apparaten moet de elektrische weerstand ongeveer gelijk zijn op de 3 fasen.
Controleer de isolatieweerstand naar aarde, d.w.z. tussen de klem van de kabel en de afvoerpijp, met behulp van een megaohmmeter.
–
De minimumwaarde naar aarde in een nieuwe pomp bedraagt 10 Megaohm bij koude motor.
–
Als u denkt dat de pomp afwijkend functioneert bij het starten, moet de pomp worden gestopt en moeten de oorzaken van het probleem
worden opgezocht.
Controleer tijdens de werking of de pomp binnen zijn prestatiebereik functioneert en of de stroomwaarde naar het bedieningspaneel
–
niet hoger is dan de nominale waarde van de motor.
Sluit de schuif indien nodig gedeeltelijk of regel het interval van eventuele drukschakelaars.
–
Alvorens de pomp in werking te stellen moet de installatie op elektrisch en mechanisch gebied correct voltooid zijn. Controleer
bovendien of alle veiligheidssystemen actief zijn. De pomp mag niet langer dan 3 minuten functioneren met gesloten schuif, om
oververhitting van de groep te vermijden.
8.2 Werking
Het maximale aantal starts per uur is ondergeschikt aan het type starter en het motorvermogen.
•
Tot 100 pk 10 starts/uur
•
Tot 200 pk 8 starts/uur
•
Boven 200 pk 5 starts/uur
Als de elektropomp niet "lostrekt", mogen er geen herhaalde startpogingen worden gedaan zonder eerst de oorzaak van de storing te
hebben opgespoord.
Alle motoren kunnen een afwijking van de voedingsspanning verdragen van +/- 5% van de nominale spanningswaarde.
8.3 Tests
Bij onregelmatige werking van de pomp moeten de volgende tests worden uitgevoerd om mogelijke oorzaken op te sporen:
1e TEST
Sluit de klep volledig,
–
noteer de opname bij de start van de eenheid,
–
–
noteer de opname voor continu bedrijf,
noteer de druk die wordt aangegeven op de manometer op het persverbindingsstuk,
–
noteer de verticale afstand tussen het waterpeil en het midden van de manometerplaat.
–
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
Druk en vermogen ongewijzigd:
– Als de manometer een waarde aangeeft die substantieel identiek is aan de oorspronkelijke waarde, zijn de rotoren niet versleten en draait de
motor in de juiste richting.
– Als de stroomopname gelijk is aan de oorspronkelijke waarde, is de wrijving in de pomp en in de motor niet verhoogd en bovendien schaadt het
zand dat eventueel in het water aanwezig is de pomp niet.
Verlaging van de druk:
– Een drukverlaging wijst erop dat de rotoren versleten zijn, of dat de voedingsspanning laag is.
Verhoging van de stroomopname:
– Een verhoging van de stroomopname wijst op een verhoging van de wrijving bij de pennen van de lagers, te wijten aan vaste delen die aanwezig
zijn in het water.
2e TEST
Open de klep volledig,
–
noteer de stroomopname,
–
–
noteer de druk die wordt aangegeven door de manometer,
Het volgende geval kan zich voordoen:
Als het pompdebiet erg laag is ten opzichte van het debiet dat gegeven wordt door de fabriek, kan dat afhangen van afzettingen, van
–
de klep die boven de pomp zit die geblokkeerd kan zijn, of kunnen er waterverliezen zijn langs de pijpen.
9.
ONDERHOUD
Het periodieke onderhoud hangt nauw samen met de aanwezigheid van zand in het water.
–
Er is geen onderhoud nodig totdat de pomp duidelijk buiten gebruik is, d.w.z. het waterdebiet gedaald is tot onder 50% van de nominale
–
waarde of de stroomopname te hoog is (+5%).
In veel gevallen is het nodig de versleten onderdelen te vervangen, zoals de rotoren, de afdichtringen, de lagers.
–
Als het gepompte water een hoog zandpercentage bevat, is een eerste inspectie raadzaam na de eerste 1000 bedrijfsuren.
–
Tijdens langere periodes van stilstand in de put moeten de groepen 2 of 3 keer per maand kort worden gestart.
–
Verzeker u ervan dat de groep volledig ondergedompeld is.
–
NEDERLANDS
noteer het pompdebiet dat wordt aangegeven op de
–
stromingsmeter.
37