1. Verwijder het tafelinzetstuk uit de zaagtafel door
van onderen af deze in te drukken.
2. Plaats het nieuwe tafelinzetstuk.
Let op dat het bovenste oppervlak van de tafelinleg
op dezelfde hoogte als de zaagtafel ligt.
8.8 Aan/uit-schakelaar (afb. 1)
• Door op de groene toets „I" (8) te drukken, kan de
zaagmachine worden ingeschakeld. Voordat u met
zagen begint, wacht u tot het zaagblad het maxi-
male toerental heeft bereikt.
• Om de zaag weer uit te schakelen, moet de rode
knop „0" (8) worden ingedrukt.
• De lintzaagmachine is voorzien van een onder-
spanningsschakelaar. Bij stroomuitval moet de lint-
zaagmachine opnieuw worden ingeschakeld.
8.9 Toerentalinstelling (afb.1+14+14.1+14.2)
Netstekker loskoppelen!
• Deur van de behuizing (1) openen
• Open de snelspanhendel riemspanning (16) afb.
14.1 aan de achterzijde van de machine en schuif
de motor (11) naar links. Sluit nu de snelspanhen-
del weer iets. De aandrijfriem is ontspannen.
• Riem in de gewenste stand brengen
• (afb. 14+14.2)
• Open de snelspanhendel riemspanning (16) weer
en druk de motor iets naar rechts om de riem te
spannen. Sluit de snelspanhendel weer.
• Sluit de deur van de behuizing (1).
Toerentalbereik:
Toerentalniveau 1 360 m/min.
Voor het bewerken van hardhout en voor fijne zaag-
snedes.
Toerentalniveau 2 720 m/min.
Voor het bewerken van zachthouten blokken en voor
minder fijne zaagsnedes.
Let op!
Bij werkzaamheden aan de machine moeten alle vei-
ligheidsinrichtingen en afdekkingen zijn gemonteerd.
Het bovenste en onderste bandwiel is bekleed door
een vast aangebrachte beveiliging en een bewegen-
de behuizingsdeksel. Bij het openen van het deksel
van de behuizing wordt de machine uitgeschakeld.
Het inschakelen is enkel mogelijk als het deksel ge-
sloten is.
9. Transport
De machine mag alleen aan het frame of het onder-
stel worden geheven en getransporteerd. Voor het
transport mag nooit aan de veiligheidsinrichtingen,
de instelgrepen of de zaagtafel worden geheven.
Tijdens het transport moet de zaagband-veiligheids-
inrichting zich in de onderstand stand en nabij de ta-
fel bevinden.
Nooit aan de tafel heffen!
Voor het transport moet de machine worden losge-
koppeld van het stroomnet.
Voor het gebruik van de rijrichting, plaatst u de trans-
portgreep (19) in de opening van de transportgreep.
(Na het insteken van de transportgreep (19)
deze iets draaien zodat het niet kan wegslippen)
Til nu de machine aan de transportgreep (19) zo ver
op dat de machine op de beide achterste wielen (18)
staat en kan worden verplaatst.
Let op het hoogste zwaartepunt van de machine (bo-
ven zwaarder).
10. Werkinstructies
De volgende adviezen zijn voorbeelden voor een
veilig gebruik van lintzaagmachines. De volgende
veilige werkinstructies worden als bijdragen aan de
veiligheid beschouwd, kunnen echter niet voor elk
gebruik geheel op maat zijn, volledig zijn of worden
toegepast. Deze adviezen kunnen niet alle mogelij-
ke, gevaarlijke omstandigheden behandelen en moe-
ten zorgvuldig worden geïnterpreteerd.
• Bij werkzaamheden in afgesloten ruimtes moet de
machine op een afzuiginstallatie worden aange-
sloten.
• Schakel de afzuiginstallatie in voordat u met de be-
werking begint.
• Gegevens in combinatie met de beide machine ge-
installeerde spaander- en stofafzuiginrichting:
- vereiste luchtvolumestroom: 700 m3 h−1
- Onderdruk bij een geadviseerde luchtsnelheid:
1500 PA
- Aanbevolen luchtsnelheid: 20 ms-1
• De contradrukrol moet met een geringe afstand
aan de achterzijde van de lintzaagblad worden
geplaatst, zodra het lintzaagblad vrij loopt, nadat
deze is gespannen en de geleiding werd ingesteld
om daarmee een groefvorming van de drukrol te
vermijden, wat tot een beschadiging van het lint-
zaagblad kan leiden en om tijdens het zagen het
lintzaagblad te ondersteunen.
• Gebruik uitsluitend scherpe zaagbanden.
• Als de machine buiten bedrijf is, bijv. na afloop van
de werkzaamheden, moet u de zaagband losser
maken. Een overeenkomstige aanwijzing voor het
spannen van de zaagband moet voor de volgende
gebruiker op de machine worden aangebracht.
• Niet gebruikte zaagbanden moeten worden verza-
meld en op een droge plek veilig worden bewaard.
Voor gebruik de banden controleren op defecten
(tanden, scheuren). Defecte zaagbanden niet ge-
bruiken!
• Bij het bedienen van de zaagbanden moeten de
juiste veiligheidshandschoenen worden gedragen.
• Voor aanvang van de werkzaamheden moeten alle
beschermings- en veiligheidsvoorzieningen op de
machine zijn gemonteerd. Reinig de zaagband of
de zaagbandgeleiding nooit handmatig met een
borstel of schraper in de hand bij een draaiende
zaagband. Ingedroogde zaagbanden vormen een
risico voor de werkveiligheid en moeten regelma-
tig worden gereinigd. Voor uw persoonlijke veilig-
heid moeten tijdens de werkzaamheden een veilig-
heidsbril en handschoenen worden gedragen. Bij
lang haar een haarnetje dragen. Losse mouwen
moeten tot de ellebogen worden opgerold.
• Tijdens werkzaamheden de zaagbandgeleiding al-
tijd zo dicht mogelijk tegen het werkstuk plaatsen.
• Zorg in de arbeids- en werkomgeving van de ma-
chine voor voldoende lichtomstandigheden.
• Gebruik voor rechte zaagsnedes altijd de lengte-
aanslag om het kantelen of wegslippen van het
werkstuk te vermijden.
NL
229