Voer geen verstellingen van instelve-
ren, regelhefbomen of andere onderde-
len uit die een verhoging van het motor-
toerental kunnen veroorzaken.
Verbrandingsgevaar! Raak hete geluid-
dempers, cilinders of koelribben niet
aan.
Laat de motor afkoelen vooraleer hij in
een gesloten ruimte wordt weggezet.
Breng handen of voeten nooit in de
buurt van bewegende of roterende on-
derdelen.
Ontstekingskabel of bougie niet aanra-
ken bij een draaiende motor.
WAARSCHUWING
Laat de motor met uitzondering van in-
stelwerkzaamheden niet draaien met
een weggenomen luchtfilter of zonder
afdekking boven de aanzuigopening.
Bij beschadigingen en lekken aan het
brandstofsysteem, de motor niet ge-
bruiken. Brandstofsysteem regelmatig
controleren en beschadigde compo-
nenten vervangen.
De veiligheidsinstructies in deze hand-
leiding kunnen niet alle gebruiksom-
standigheden dekken. Zorg bij onder-
houdswerkzaamheden en bij de wer-
king voor voldoende veiligheidsmaatre-
gelen.
VOORZICHTIG
Koelribben en startkabel vrij van gras en
andere verontreinigingen houden om het
gevaar van brand of schade aan de motor
te vermijden.
LET OP
Gebruik enkel originele onderdelen van
de motorfabrikant. Andere onderdelen
kunnen de motor beschadigen en de le-
vensduur verkorten.
Gebruik uitsluitend nieuwe brandstof.
Oude brandstof kan tot afzettingen in
de carburator leiden en het motorver-
mogen beïnvloeden.
Bij een draaiende motor niet aan de
startkabel trekken om beschadigingen
aan de starter te vermijden.
Beschrijving apparaat
Afbeelding
1 Geluiddemper
2 Olievulschroef met oliepijlstok
3 Olieaflaatschroef
4 Motorschakelaar
5 Startkabel
6 Brandstofkraan
7 Choke
8 Luchtfilter
9 Bougie
10 Brandstoftank
11 Deksel brandstoftank
Voor ingebruikneming
Afbeelding
Motorschakelaar uitschakelen.
Motor controleren op olie- of brandstof-
lekken. Voorhanden lekken dichten.
Controleren of alle schroefverbindingen
stevig vastzitten. Losse verbindingen
aanspannen.
Bereik rond geluiddemper en starter
controleren op verontreinigingen. Voor-
handen verontreinigingen verwijderen.
Apparaat op een vlak terrein plaatsen.
Afbeelding
Oliepeil controleren.
(Zie hoofdstuk „Onderhoud")
LET OP
Gebruik de motor nooit zonder luchtfilter
aangezien dat tot verhoogde slijtage van
de motor leidt.
Luchtfilter controleren op verontreini-
gingen en beschadigingen.
De luchtfilter reinigen in functie van de
vastgestelde mate van verontreiniging.
Schroef het deksel van het brandstof.
Afbeelding
Brandstof vullen.
Maximale vulhoogte tot de aanzet van
de filter
– 2
NL
Bediening
39