gasuitwisseling en/of asymmetrische thoraxbeweging bij de ademhaling. Complicaties
zijn onder meer pneumonie, atelectase, bronchitis, longabces, bronchopulmonale fi stel
en astma.
Als de patiënt kan ademen, kan het vreemde voorwerp mogelijk door hoesten worden
verwijderd. Bij gedeeltelijke of gehele luchtwegobstructie moet onmiddellijk worden
ingegrepen om het vreemde voorwerp te verwijderen. Bij verdenking op aspiratie van
het hulpmiddel dient een CT-scan van de longen te worden gemaakt om aspiratie te
bevestigen en het hulpmiddel te lokaliseren. Als de CT-scan aspiratie van het hulpmiddel
bevestigt dan kan het hulpmiddel mogelijk endoscopisch met een ongetande grijptang
worden verwijderd.
De siliconen behuizing van de Vega stemprothese is ook endoscopisch te lokaliseren.
Op een CT-scan en tijdens endoscopie kan het hulpmiddel eruitzien als een ovale vorm
met een opening in het midden en een buitendiameter van ongeveer 10 tot 17 mm (de
fl enzen van het hulpmiddel), of als een manchetachtige vorm met een schachtlengte van
8, 10, 12,5 of 15 mm, afhankelijk van de maat van het hulpmiddel. Tijdens endoscopie
kunnen refl ecties van de lichtbron op het doorzichtige siliconenrubber te zien zijn. Bij
protheses die al enige tijd in situ zijn, kunnen ook witte of gele candida afzettingen op
het hulpmiddel te zien zijn.
Ingestie van de prothese – De stemprothese of andere onderdelen van het
stemrevalidatiesysteem kunnen per ongeluk worden ingeslikt. Net als bij andere
lichaamsvreemde voorwerpen zijn de symptomen veroorzaakt door ingestie van de
prothese of een onderdeel van het stemrevalidatiesysteem grotendeels afhankelijk van
de grootte, de plaats, de mate van obstructie (indien aanwezig) en de tijdsduur dat het
lichaamsvreemde voorwerp aanwezig is. Ingeslikte onderdelen die onderin de oesofagus
zijn blijven zitten, kunnen oesofagoscopisch worden verwijderd of korte tijd worden
geobserveerd. Het voorwerp kan uit zichzelf in de maag terechtkomen. Lichaamsvreemde
voorwerpen die in de maag terechtkomen, passeren gewoonlijk het darmkanaal.
Operatieve verwijdering van lichaamsvreemde voorwerpen uit het darmkanaal moet
worden overwogen wanneer darmobstructie, bloeding of perforatie optreedt, of wanneer
het voorwerp het darmkanaal niet passeert.
Spontane passage van het hulpmiddel kan 4 – 6 dagen worden afgewacht. De patiënt dient
te worden geïnstrueerd zijn of haar ontlasting te controleren op het ingeslikte hulpmiddel.
Als het hulpmiddel niet spontaan wordt geloosd of als er obstructieverschijnselen ontstaan
(koorts, braken, buikpijn) dan dient een gastro-enteroloog te worden geconsulteerd. De
siliconen behuizing van de Vega stemprothese kan endoscopisch worden gelokaliseerd
en verwijderd. Het hulpmiddel kan met een ongetande grijptang worden teruggehaald.
Tijdens endoscopie kan het hulpmiddel eruitzien als een ovale vorm met een opening
in het midden en een buitendiameter van ongeveer 10 tot 17 mm (de fl enzen van het
hulpmiddel), of als een manchetachtige vorm met een schachtlengte van 8, 10, 12,5 of 15
mm, afhankelijk van de maat van het hulpmiddel. Er kunnen refl ecties van de lichtbron
op het doorzichtige siliconenrubber te zien zijn. Bij protheses die al enige tijd in situ zijn,
kunnen ook witte of gele candida afzettingen op het hulpmiddel te zien zijn.
Infectie en/of oedeem van de TE-punctie – Door infectie, granulatie en/of oedeem van
het punctiekanaal kan het tracé langer worden. Daardoor kan de prothese inwaarts en
onder de tracheale of oesofageale mucosa worden getrokken. Ontsteking of overgroei van
de oesofageale mucosa kan ook maken dat de prothese uit het punctiekanaal extrudeert.
Tijdelijke vervanging van de prothese door een prothese met een langere schacht is dan
raadzaam. Als de infectie niet met een medicamenteuze standaardbehandeling geneest
dan dient de prothese te worden verwijderd. In sommige gevallen kan stenten van het
punctiekanaal met een katheter worden overwogen. Als het punctiekanaal zich spontaan
sluit, kan opnieuw puncteren voor het inbrengen van een nieuwe prothese nodig zijn.
Granulatie rond het punctiekanaal – Er is vorming van granulatieweefsel rond de
TE-punctie gemeld met een incidentie van ongeveer 5%. Elektrische, chemische of
lasercauterisatie van het granulatiegebied kan worden overwogen.
Granulatie/hypertrofi sche littekenvorming rond het punctie-kanaal – Bij een relatief
korte prothese kan de tracheale mucosa over de tracheale fl ens heen uitpuilen. Deze
overmaat aan weefsel kan met een laser worden verwijderd. Een andere oplossing is het
gebruik van een prothese met een langere schacht.
Protrusie/extrusie van de prothese – Tijdens infecties van de TE-punctie is soms protrusie
en daaropvolgend spontane extrusie van de prothese waargenomen. De prothese moet
dan worden verwijderd om losraken in de trachea te voorkomen. Het punctiekanaal kan
zich na verwijdering van de prothese spontaan sluiten. Opnieuw puncteren kan nodig
zijn om een nieuwe prothese in te brengen.
Weefselbeschadiging – Als de prothese te kort of te lang is, of regelmatig door een
laryngectomie canule, een stomabutton of een vinger van de patiënt tegen de oesofaguswand
wordt gedrukt dan kunnen het punctiekanaal en het trachea- en/of oesofagusweefsel
beschadigd raken. Inspecteer de omstandigheden regelmatig om ernstige beschadiging
te voorkomen.
Lekkage door de klep – Lekkage door de prothese kan ontstaan als gevolg van:
• Candida overgroei bij de klep en klepzitting. Dit kan leiden tot onvolledige sluiting van
de klep, waardoor lekkage door het hulpmiddel ontstaat. Dit is een normale gebeurtenis
bij prothetische stemrevalidatie en een indicatie dat de stemprothese moet worden
vervangen.
• Grotere negatieve druk die tijdens het slikken in het PE-segment ontstaat. Om dit te
onderzoeken dient tijdens het slikken een transstomale inspectie van de klep van de
prothese te worden uitgevoerd.
Lekkage rond de prothese – Voorbijgaande lekkage rond de prothese kan ontstaan en
vanzelf weer verdwijnen. De meest voorkomende oorzaak is dat de prothese te lang is,
wat opgelost kan worden door het inbrengen van een kortere prothese. Als het probleem
22