3. Bij de drukmeetomvormer onder de werkdruksensor opent u achtereenvolgens de beide uitblaasventielen
totdat luchtvrije vloeistof ontsnapt.
Bij de drukmeetomvormer boven de werkdruksensor opent u achtereenvolgens de beide ontluchtingsventielen
beetje, totdat luchtvrije vloeistof ontsnapt.
4. Sluit beide afloopventielen
5. Open de werkdrukafsluiter
beetje, totdat luchtvrije vloeistof ontsnapt.
6. Sluit het ontluchtingsventiel.
7. Open het ontluchtingsventiel aan de negatieve kant van de drukmeetomvormer
ontsnapt.
8. Sluit het werkdrukafsluiter
9. Open enigszins de werkdrukafsluiter
10. Sluit het ontluchtingsventiel aan de negatieve kant van de drukmeetomvormer
11. Open de werkdrukafsluiter
12. Bij een meetbegin van 0 bar controleert u het nulpunt (4 mA) en corrigeert u dit bij een eventuele afwijking.
13. Sluit de compensatieafsluiter
14. Open de werkdrukafsluiter (
5.3.4
Inbedrijfstelling bij damp
①
Drukmeetomvormer
②
Compensatieafsluiter
③
④
,
Werkdrukafsluiters
⑤
Werkdrukleidingen
⑥
Afsluiters
Beeld 5-1
Meten van damp
Voorwaarde
Alle afsluiters zijn gesloten.
SITRANS P500 met HART
A5E02344532-04, 12/2014
⑦
of ontluchtingsventielen
③
en het ontluchtingsventiel aan de positieve kant van de drukmeetomvormer
③
.
④
, tot er luchtvrije vloeistof ontsnapt, sluit het daarna af.
③
in een ½ draaiing.
②
.
③
④
of
) helemaal.
⑩
.
①
⑦
Afvoerventielen
⑧
Compensatiereservoirs
⑨
Werkdrukgever/meetschijf
⑩
Isolatie
①
een beetje, totdat luchtvrije vloeistof
.
⑦
een beetje,
⑩
een
①
een
177