K-MAR-5200 Gebruiksaanwijzing
6. Service en onderhoud
BELANGRIJKE OPMERKING:
Om een veilige werking te garanderen,
is het nodig de vacuümpomp en de
disposables goed te verzorgen en goed
te onderhouden. Het is raadzaam
regelmatig controles uit te voeren om
de juiste werking van het instrument
te bevestigen. Vóór gebruik moeten
nieuwe en gerepareerde producten
worden voorbereid en getest volgens
de instructies in de handleiding.
WAARSCHUWING: De
vacuümpomp niet steriliseren.
WAARSCHUWING: GEVAAR
VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN. De
vacuümpomp niet onderdompelen.
BELANGRIJKE OPMERKING:
Deze functietest moet om de zes
maanden worden uitgevoerd.
Conversie:
mmHg
kPa
mbar
1
0,13332
1,3332
5
0,7
7
198
26,4
264
200
26,7
267
202
26,9
269
500
66,7
667
BELANGRIJKE OPMERKING:
Indien de vacuümwaarde niet wordt
bereikt of weer begint te dalen, is er
een lek. Controleer de disposable
vacuümslang met hydrofoob lter.
WAARSCHUWING: Indien u
tijdens de beschreven controle van
de werking tekortkomingen in de
vacuümpomp vindt of vermoedt,
mag het instrument pas weer worden
gebruikt nadat het door gemachtigd
servicepersoneel is gerepareerd.
Gebruik de vacuümpomp nooit indien
er duidelijke tekortkomingen zijn,
met name in de voedingsstekkers
of de verbindingskabels met de
stroomtoevoer.
Maak een afspraak om de reparatie
door gemachtigd servicepersoneel te
laten uitvoeren.
Om de vacuümpomp zo lang mogelijk te laten meegaan en te zorgen dat het instrument naar behoren werkt, moet
het naar behoren worden onderhouden en opgeslagen. Om de patiënt tegen infectie te beschermen, moeten alle
disposables die in aanraking komen met menselijk weefsel (bijv. reageerbuisjes en slangen) steriel zijn. Disposables
moeten na gebruik bij elke patiënt worden weggeworpen.
6.1 Reinigen van het instrument
Telkens na gebruik van de vacuümpomp moet het instrument worden uitgezet en moet de stekker van het
netsnoer uit het wandstopcontact worden getrokken.
Bevochtig een doek met een waterachtige oplossing van 70% alcohol (bijv. ethanol of isopropyl) en neem de
gehele buitenkant van het instrument af. Zorg dat er geen vloeistof in het instrument binnendringt.
Gebruik geen oplossing van 100% alcohol om het instrument te reinigen, omdat dit het voorpaneel kan
beschadigen.
6.2 Hal aarlijkse functietests
Om de vacuümpomp zo lang mogelijk te laten meegaan en de veiligheid ervan in stand te houden, zijn regelmatige
inspecties nodig om mogelijke storingen vroegtijdig op te sporen.
De voorschriften stipuleren dat de gebruiker of een bevoegd monteur het instrument regelmatig moet testen om
de werking en de elektrische veiligheid te beoordelen. Deze tests moeten tweemaal per jaar worden uitgevoerd.
6.2.1 Functietest
1
1
Vacuümpomp die getest wordt.
Manometer compatibel 0 tot -1000 mbar.
2
1. De basisfunctietest dient ter controle van de voetregelaar en het vacuüm.
2. Zorg dat de vacuümpomp is ingesteld op weergave in de mmHg-modus (zie § 3.12).
3. Sluit de voetregelaar aan en zet de vacuümpomp aan.
4. Stel het vacuüm in op -200 mmHg.
5. Activeer de functie van de voetregelaar.
6. De vacuümmotor en het geluidssignaal moeten hoorbaar zijn (zie § 3.15 als er geen geluidssignaal is) en het
vacuümtoevoer-indicatielampje moet oplichten.
7. Deactiveer de functie van de voetregelaar.
8. Sluit een siliconen slang en een manometer met vacuümmeetvermogen aan op de aansluiting voor de
patiëntslang.
9. Activeer de functie van de voetregelaar.
10. De manometer moet een vacuüm van -267 mbar ±7 mbar laten zien.
11. Druk op de versterkingsknop en houd deze ingedrukt.
12. De vacuümpomp moet een vacuüm van -500 mmHg ±5 mmHg bereiken en weergeven. Let op: Er kan een
kleine overschrijding (maximaal tot aan -530 mmHg) optreden. Controleer of de waarde op de manometer
overeenstemt met het display van de vacuümpomp ±7 mbar.
13. Laat de versterkingsknop los.
14. Deactiveer de functie van de voetregelaar. De basisfunctietest is voltooid.
Indien het vacuümdisplay niet juist is, moet de vacuümpomp door gemachtigd servicepersoneel worden
onderhouden.
9-12
Nederlands
2
9