[ + ]-toets ca. 3 seconden ingedrukt houden totdat de
op het display weergegeven countdown » 3 . 2 . 1 « is
afgelopen.
– De resterende bedrijfstijd (niet bij Dräger X-am 2000)
wordt weergegeven, bijv. » d 730 « (resterende
bedrijfstijd 730 dagen).
– Daarna wordt het apparaat automatisch weer uitgescha-
keld. Het kan nu altijd via de [OK] -toets worden inge-
schakeld.
Werking
Apparaat inschakelen
[OK]-toets ca. 3 seconden ingedrukt houden totdat
de op het display weergegeven countdown
» 3 . 2 . 1 « is afgelopen.
– Gedurende korte tijd worden alle displaysegmenten, het
optische-, het akoestische- en het vibratiealarm, geacti-
veerd.
– De softwareversie wordt weergegeven.
– Het apparaat voert een zelftest uit.
– De resterende bedrijfstijd wordt aangegeven, bijv.
» d 730 « (resterende bedrijfstijd 730 dagen). Dat geldt
voor Dräger X-am 1100/1700 en bij geactiveerde
gebruiksduur in de Dräger X-am 2000.
– Alle alarmwaarden A1 en A2 alsmede »
1)
« (STEL)
voor H
S en CO worden
»
2
achtereenvolgens aangegeven.
– De tijd tot het aflopen van het kalibreringsinterval wordt in
dagen aangegeven, bijv. » CAL 73 « .
– Tijdens de inloopfase van de sensoren knippert de weer-
gegeven meetwaarde en het speciale symbool »
(voor waarschuwing) verschijnt. In de inloopfase van de
sensoren volgt geen alarmering.
[OK] -toets indrukken om de weergave van de inschakel-
volgorde te onderbreken.
Apparaat uitschakelen
[OK] -toets en [ + ] -toets gelijktijdig ingedrukt houden
totdat de op het display weergegeven countdown
» 3 . 2 . 1 « is afgelopen.
– Voordat het apparaat uitschakelt, worden gedurende
korte tijd het optische-, het akoestische- en het vibratie-
alarm geactiveerd.
Voordat de werkplek wordt betreden
WAARSCHUWING:
Voorafgaand aan veiligheidsrelevante metingen de
kalibratie controleren en eventueel afstellen. Een
gastest (bumptest) moet volgens de nationale rege-
lingen worden uitgevoerd.
____________
1) Alleen als deze in de apparaatconfiguratie in geactiveerd.
Leveringstoestand: niet geactiveerd.
Apparaat inschakelen, de huidige meetwaarden worden
op het display weergegeven.
– Let op een waarschuwing »
Het apparaat kan normaal worden gebruikt. Als
de waarschuwing niet tijdens het gebruik vanzelf
verdwijnt, moet het apparaat na afloop van de
gebruiksduur worden onderhouden.
Het apparaat is niet meetklaar en moet worden
onderhouden.
Controleer of de gastoevoeropening van het apparaat
niet afgesloten is.
WAARSCHUWING:
Katalysatorgiftdelen in het meetgas (bijv. vluchtige
verbindingen van silicium, zwavel en zware metalen
of gehalogeneerde koolwaterstoffen) kunnen de
CAT Ex Sensor beschadigen. Als de CAT Ex Sensor
niet meer op de doelconcentratie kan worden gekali-
breerd, moet de sensor worden vervangen.
In een zuurstofarme omgeving kan de Cat Ex Sensor
onjuiste waarden weergeven.
In een met zuurstof verrijkte omgeving is de elektri-
sche bedrijfsveiligheid (Ex-veiligheid) niet gegaran-
deerd.
1)
« (TWA)
en
Tijdens het gebruik
– Tijdens het gebruik worden de meetwaarden voor elk
«
meetgas weergegeven.
– Als een meetbereik wordt overschreden of een negatieve
drift optreedt, verschijnt in plaats van de meetwaarde de
volgende melding:
»
« (te hoge concentratie) of »
drift).
– Te hoge concentraties brandbare stoffen kunnen leiden
tot zuurstofgebrek.
– Bij een O
-concentratie van minder dan 10 vol.-% wordt
2
bij het Ex-kanaal in plaats van de meetwaarde een storing
aangegeven met »
– Als een alarmsignaal is gegeven, worden de betreffende
meldingen, het optische-, het akoestische- en het vibra-
tiealarm geactiveerd – zie hoofdstuk "Alarmsignalen her-
kennen".
Na een overschrijding van het meetbereik is een tijdelijke
verhoging van de gevoeligheid voor Ex-gassen mogelijk.
Het gaat om een sensoreffect, dat na maximaal 4 uur
voorbij is. Een nakalibrering binnen deze tijd is niet
toegestaan.
Na een kortstondige meetbereikoverschrijding van de
TOX-meetkanalen (tot maximaal een uur) is controle van de
meetkanalen niet nodig.
Bij gebruik van een CAT Ex-sensor in de Dräger X-am 2000
moet na een extreme stootbelasting in geval van een
« resp. storing »
« .
verandering van het nulpunt van meer dan 3 %LEL een
instelling met verse lucht worden uitgevoerd.
Alarmsignalen herkennen
Het alarm wordt optisch, akoestisch en door vibratie in het
aangegeven ritme weergegeven.
Concentratievooralarm A1
Onderbroken alarmmelding:
Afwisselende weergave van » A1 «
en meetwaarde. Alleen voor O
Het vooralarm A1 is niet zelfhoudend en verdwijnt als de
concentratie is gedaald tot onder alarmdrempel A1.
Bij A1 klinkt een enkele toon en de alarm-LED knippert.
Bij A2 klinkt een dubbele toon en de alarm-LED knippert
dubbel.
Vooralarm bevestigen:
[OK] -toets indrukken; alleen het akoestische alarm en
het vibratiealarm worden uitgeschakeld.
Concentratiehoofdalarm A2
Onderbroken alarmmelding:
Afwisselende weergave van » A2 « en meetwaarde.
« (negatieve
Voor O
WAARSCHUWING:
De plaats direct verlaten, levensgevaar! Een hoofda-
larm is zelfhoudend en kan niet worden bevestigd.
«.
Pas na het verlaten van de plaats, als de concentratie tot
onder de alarmgrens is gedaald.
[OK] -toets indrukken; de alarmmeldingen worden uitge-
schakeld.
Blootstellingsalarm STEL / TWA
Onderbroken alarmmelding:
Indicatie » A2 « en »
meetwaarde afwisselend:
!
2
: A1 = zuurstofgebrek
2
A2 = zuurstofoverschot
« (STEL) resp. »
« (TWA) en
33