Gevoeligheid Voor Een Afzonderlijk Meetkanaal Kalibreren - Dräger X-am 5000 Instrucciones De Uso

– Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK « weergegeven.
 Op de [OK]-toets drukken om de kalibratiefunctie te verlaten of ca.
5 seconden wachten.
Als een storing is opgetreden tijdens de verse lucht kalibratie:
– Het storingssymbool » « verschijnt en in plaats van de meetwaarde wordt
voor de betreffende sensor »
 In dit geval moet de verse lucht kalibratie worden herhaald. Laat de sensor
eventueel door gekwalificeerd personeel vervangen.

Gevoeligheid voor een afzonderlijk meetkanaal kalibreren

– De kalibratie van de gevoeligheid kan selectief voor afzonderlijke sensoren
worden uitgevoerd.
– Bij kalibratie van de gevoeligheid wordt de gevoeligheid van de gekozen
sensor ingesteld op de waarde van het gebruikte testgas.
– Gebruik in de handel verkrijgbaar testgas.
Toegestane concentratie testgas:
Ex: 40 tot 100 % LEL
O 10 tot 25 vol.-%
2
CO: 20 tot 999 ppm
H S: 5 tot 99 ppm
2
Testgasconcentratie van andere gassen: zie gebruiksaanwijzing van de
betreffende DrägerSensoren.
 Sluit de testgascilinder aan op de kalibratiecradle.
 Leid het testgas naar een afzuiging of naar buiten (sluit de slang aan op de
tweede aansluiting van de kalibratiecradle).
VOORZICHTIG
Adem het testgas nooit in. Gevaar voor uw gezondheid!
Volg de gevareninstructies op van de betreffende veiligheidsinformatiebladen.
 Schakel het apparaat in en plaats het in de kalibratiecradle.
 Druk op de [ + ]-toets en houd deze 5 seconden ingedrukt om het kalibratiemenu
op te roepen, voer het wachtwoord in (wachtwoord bij levering = 001).
 Selecteer met de [ + ]-toets de functie singlegaskalibratie. Het symbool voor
gevoeligheidskalibratie » « knippert.
 Op de [OK]-toets drukken om de kanaalselectie te starten.
– Het display toont knipperend het gas van het eerste meetkanaal,
bijv. » ch4 - %LEL «.
« weergegeven.
 Op de [OK]-toets drukken om de kalibreerfunctie van dit meetkanaal te
starten of selecteer met de [ + ]-toets een ander meetkanaal (O
H S - ppm, CO - ppm etc.).
2
– De testgasconcentratie wordt weergegeven.
 Op de [OK]-toets drukken om de kalibratiegasconcentratie te bevestigen of
wijzig met de [ + ]-toets de kalibratiegasconcentratie en sluit af door op de
[OK]-toets te drukken.
– De meetwaarde knippert.
 Open het ventiel van de testgascilinder zodat gas met een volumestroom van
0,5 L/min over de sensor stroomt.
– De aangegeven, knipperende meetwaarde verandert in de waarde die hoort
bij het aangevoerde testgas.
Als de aangegeven meetwaarde stabiel is (na minstens 120 seconden):
 Op de [OK]-toets drukken om de kalibratie uit te voeren.
– Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK « weergegeven.
 Druk op de [OK]-toets of wacht ongeveer 5 seconden om de kalibratie van dit
meetkanaal af te sluiten.
– Eventueel wordt het volgende meetkanaal aangeboden voor kalibratie.
– Na de kalibratie van het laatste meetkanaal schakelt het apparaat over naar
de meetmodus.
 Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de
kalibratiecradle.
Als een storing is opgetreden tijdens de kalibratie van de gevoeligheid:
– Het storingssymbool » « verschijnt en in plaats van de meetwaarde wordt
voor de betreffende sensor »
 In dat geval moet de kalibratie worden herhaald.
 Vervang eventueel de sensor.
Aanwijzing voor het instellen van het ex-kanaal op nonaan als meetgas:
– Bij de kalibratie van het ex-kanaal kan als vervanging propaan als testgas
worden gebruikt.
– Bij het gebruik van propaan voor het instellen van het ex-kanaal op nonaan
dient de weergave op het tweevoudige van de gebruikte testgasconcentratie
te worden ingesteld.
Aanwijzing voor het gebruik ondergronds in de bergbouw:
– Bij de kalibratie van het ex-kanaal op het meetgas methaan dient de
weergave van het apparaat te worden ingesteld op een waarde die 5 %
(relatief) hoger ligt dan de gebruikte testgasconcentratie.
- Vol.-%,
2
« weergegeven.
63