Gevoeligheid voor een afzonderlijk meetkanaal
kalibreren
AANWIJZING
Een eventueel geactiveerde H
-verrekening wordt automatisch tijdens een
2
handmatige kalibratie, een PC kalibratie of een automatischen bumptest voor
de betreffende duur tijdelijk gedeactiveerd.
–
De kalibratie van de gevoeligheid kan selectief voor afzonderlijke sensoren
worden uitgevoerd.
–
Bij kalibratie van de gevoeligheid wordt de gevoeligheid van de gekozen
sensor ingesteld op de waarde van het gebruikte testgas.
–
In de handel verkrijgbaar testgas gebruiken.
–
Toegestane concentratie van het testgas:
Dual IR Ex
20 tot 100 %LEL
IR Ex
Dual IR CO
2
0,05 tot 5 Vol.-%
IR CO
2
O
10 tot 25 Vol.-%
2
CO
20 tot 999 ppm
H
S
5 tot 99 ppm
2
Testgasconcentratie van andere gassen: zie gebruiksaanwijzing van de
betreffende Dräger-sensoren.
a)
Afhankelijk van het geselecteerde record.
b)
Afhankelijk van meetbereik en meetnauwkeurigheid.
z
Sluit de testgascilinder aan op de kalibratiecradle.
z
Leid het testgas naar een afzuiging of naar buiten (sluit de slang aan op de
tweede aansluiting van de kalibratiecradle).
WAARSCHUWING
Gevaar voor de gezondheid! Adem het testgas nooit in.
Volg de gevareninstructies van de betreffende veiligheidsinformatiebladen op.
z
Apparaat inschakelen en in de kalibratiecradle plaatsen.
z
[ + ]-toets indrukken en 5 seconden ingedrukt houden om het
kalibratiemenu op te roepen, wachtwoord opgeven (wachtwoord bij levering
= 001).
z
Met de [ + ]-toets de functie singlegaskalibratie selecteren, het symbool voor
gevoeligheidskalibratie »
« knippert.
z
[ OK ]-toets indrukken om de kanaalselectie starten.
a) b)
a) b)
/ 5 tot 100 Vol.-%
b)
AANWIJZING
Bij het CO
-kanaal wordt een 2-traps kalibratie uitgevoerd:
2
Eerst wordt de nulpuntkalibratie uitgevoerd, daarna de gevoeligheidskalibratie.
–
Op het display wordt knipperend het gas van het eerste meetkanaal
weergegeven, bijv.
» CH
- LEL «.
4
z
[ OK ]-toets indrukken om de kalibratiefunctie van dit meetkanaal te starten,
of met de [ + ]-toets een ander meetkanaal selecteren (O
ppm, CO - ppm etc.).
–
De kalibratiegasconcentratie wordt weergegeven.
z
[ OK ]-toets indrukken om de kalibratiegasconcentratie te bevestigen of met
de [ + ]-toets de kalibratiegasconcentratie wijzigen en afsluiten door op de
[ OK ]-toets te drukken.
–
De meetwaarde knippert.
z
Open het ventiel van de testgascilinder, zodat gas met een volumestroom
van 0,5 L/min over de sensor stroomt.
–
De aangegeven, knipperende meetwaarde verandert in de waarde die
hoort bij het aangevoerde testgas.
Als de aangegeven meetwaarde stabiel is (na minstens 120 seconden):
z
[ OK ]-toets indrukken om de kalibratie uit te voeren.
–
Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK « weergegeven.
z
[ OK ]-toets indrukken of ongeveer 5 seconden wachten om de kalibratie
van dit meetkanaal af te sluiten.
–
Eventueel wordt het volgende meetkanaal aangeboden voor kalibratie.
–
Na de kalibratie van het laatste meetkanaal schakelt het apparaat over naar
de meetmodus.
z
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de
kalibratiecradle.
Als er een storing is opgetreden tijdens de gevoeligheidskalibratie:
–
Het storingssymbool »
« verschijnt en in plaats van de meetwaarde
wordt voor de betreffende sensor »
z
In dat geval moet de kalibratie worden herhaald.
z
Vervang eventueel de sensor.
- Vol.-%, H
S -
2
2
« weergegeven.
69