PS 3.25
b) Gebruik geen elektrisch gereedschap waarvan de
schakelaar defect is. Elektrisch gereedschap dat niet meer
kan worden in- of uitgeschakeld, is gevaarlijk en moet worden
gerepareerd.
c) Trek de stekker uit het stopcontact en/of verwijder
de afneembare accu voordat u instellingen aan het
apparaat uitvoert, accessoires wisselt of het elektrische
gereedschap opbergt. Deze voorzorgsmaatregel voorkomt
onbedoeld inschakelen van het elektrische gereedschap.
d) Bewaar elektrisch gereedschap, wanneer het niet
wordt gebruikt, buiten bereik van kinderen. Laat geen
personen met het apparaat werken die daar niet mee
vertrouwd zijn of die deze aanwijzingen niet hebben
gelezen. Elektrisch gereedschap is gevaarlijk wanneer dit
door onervaren personen wordt gebruikt.
e) Onderhoud het elektrische gereedschap zorgvuldig.
Controleer of bewegende delen van het apparaat
correct werken en niet klemmen, en of onderdelen
zodanig zijn gebroken of beschadigd dat de werking
van het elektrisch gereedschap wordt beïnvloed. Laat
beschadigde onderdelen repareren voordat u het
elektrisch gereedschap gebruikt. Veel ongevallen worden
veroorzaakt door slecht onderhouden elektrisch gereedschap.
f) Gebruik elektrisch gereedschap, accessoires,
hulpmiddelen enz. in overeenstemming met deze
aanwijzingen en zoals voor dit specifieke type
apparaat is voorgeschreven. Houd daarbij rekening
met de werkomstandigheden en de uit te voeren
werkzaamheden. Het gebruik van elektrisch gereedschap
voor ander dan het bedoelde gebruik kan leiden tot gevaarlijke
situaties.
g) Zorg ervoor dat de grepen en greepvlakken schoon en
vrij van olie en vet blijven. Gladde grepen en greepvlakken
maken een veilig gebruik en controle over het elektrisch
gereedschap in onverwachte situaties onmogelijk.
5. Service
a) Laat uw elektrisch gereedschap alleen repareren
door gekwalificeerd vakpersoneel en uitsluitend met
originele reserveonderdelen. Daarmee blijft de veiligheid
van het apparaat gewaarborgd.
b) Wanneer het netsnoer van dit apparaat is beschadigd,
moet dit door de fabrikant, zijn klantenservice of
een gelijkwaardig gekwalificeerd persoon worden
vervangen om gevaren te voorkomen.
2
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VOOR HET AIRLESSSPUITEN
Let op de plaatselijk geldende voorschriften.
Veiligheidstechnische eisen voor het Airless-spuiten zijn on-
der andere geregeld in:
Voor een veilige omgang met Airless hogedruk-spuitappa-
raten moeten de volgende veiligheidsvoorschriften in acht
worden genomen.
2.1
VLAMPUNT
Verspuit uitsluitend bedekkingsmaterialen
met een vlampunt van 21 °C of hoger.
Het vlampunt is de laagste temperatuur
waarbij het bedekkingsmateriaal dampen
vormt. Deze dampen zijn voldoende om
met de lucht die zich boven het bedekkings-
materiaal bevindt een ontvlambaar meng-
sel te vormen.
2.2
EXPLOSIEVEILIGHEID
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die
zijn gezoneerd als plaatsen waar ontplof-
fingsgevaar kan heersen.
Het apparaat is niet explosieveilig uitge-
voerd. Gebruik het toestel niet in explosieve
bereiken (zone 0,1 en 2). Voorbeelden van
explosieve bereiken zijn de opslaglocatie
van lak en de directe omgeving van het
spuitobject. Stel het toestel minimaal 3 m
verwijderd van het spuitobject op.
2.3
EXPLOSIE EN BRANDGEVAAR TIJDENS HET
SPUITEN DOOR ONTSTEKINGSBRONNEN
In de directe omgeving mogen zich geen
ontstekingsbronnen bevinden, zoals b.v.
open vuur, brandende sigaretten, sigaren
en pijpen, vonken, gloeidraden, hete opper-
vlakken, enz.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
31