Dräger Flame 1750 H2 Instrucciones De Uso página 79

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 46
Instantie/
Parameter
Norm
Met CE-markering
FM
(Immuniteit)
IEC 61508
Exida
Klasserichtlijn
DNV-GL
Bescherming tegen
FM
indringing (IP)
Andere normen worden vermeld in het EU DoC aan het einde van dit
document.
2.6
Uitleg van type-identificerende markeringen
en symbolen
De vlamdetector is voorzien van een sticker die de certificering en de condities
waarin hij kan functioneren, vermeldt.
De sticker hieronder is slechts een voorbeeld.
FLAME 1750
TYPE:
SERIAL No:
3260
YEAR:
EN54-10
ENTRY:
2809-CPR-EXXXX
Dräger Safety AG & Co. KGaA
Revalstraße 1
M25
½"NPT
Single
Angle of reception 90º
23560 Lübeck, Germany
Class 3 High & Standard Sensitivity
M20
¾"NPT
Dual
WARNING: DO NOT OPEN WHEN EXPLOSIVE ATMOSPHERE MAY BE PRESENT
3
Montage
3.1
Installatievoorwaarden
Bij het kiezen van een montagepositie voor de vlamdetector moet rekening
worden gehouden met het volgende:
De vlamdetector dient een onbelemmerd zicht te hebben op de te
beschermen zones.
De montagepositie dient vrij te zijn van vibraties of bewegingen.
De montagepositie dient de vlamdetector voldoende te ondersteunen en
moet een horizontale afstelling mogelijk maken.
De vlamdetector dient minstens 10° tot 20° neerwaarts gericht te worden.
Dit vermindert de afzetting van schadelijke stoffen op de lens.
Gebruiksaanwijzing
|
Goedkeuring
Certificaat
EN 50130-4 2011 A1:2014
SIL 2-gecertificeerd
DNVGL-CG-0339
IP67, NEMA Type 6P
0158
II 2 G Ex db IIC T4 Gb
TYPE 6P, IP67
Class I DIV 1 GROUPS B,C,D T4
Class I Zone 1 AEx db IIC T4 Gb
AMBIENT: -60ºC to +85ºC
Ambient: -50ºC to +85ºC
FM21ATEXXXXXX
IECEx FMG 21.XXXXX
Maximum Voltage: 32VDC
Do not repair flame paths contact manufacturer
Maximum Current: 700mA
Seal conduit within 18" of enclosure entrance
WARNING: REFER TO FLAME 1750 INSTRUCTIONS FOR USE BEFORE INSTALLING OR MAINTAINING THIS UNIT
De vlamdetector dient te worden beschermd tegen bronnen van
impactschade of scheefstand.
De vlamdetector dient te worden geïnstalleerd op een zo groot mogelijke
afstand van plaatselijke mogelijke bronnen van elektrische storing, zoals
röntgenstralen, RF-interferentie (radiofrequentie) of elektrostatische
ontlading.
De detector dient voldoende dekking te bieden voor alle mogelijke gevaren
van de bewaakte zone (eventueel zijn meerdere detectoren vereist),
rekening houdend met opstoppingen en obstakels.
De blootstelling van de lens op de frontplaat aan schadelijke stoffen, zoals
olie, water (spatwater, regen en stuifwater van de zee), sneeuw en ijs, dient
te worden geminimaliseerd. Wanneer de vlamdetector op een lage plaats
moet worden gemonteerd, dient vervuiling van het apparaat door
apparatuur die zich boven de montagepositie bevindt, te worden
voorkomen.
Indien bij het uitbreken van de brand een accumulatie van dichte rook kan
worden verwacht, dient de vlamdetector waar mogelijk 1 - 2 m onder het
plafond te worden gemonteerd.
De vlamdetector dient toegankelijk te zijn voor onderhoud (bijvoorbeeld
directe toegang, toegang via ladder of steiger).
De montagesteunen dienen compatibel te zijn met de montagebeugels van
de vlamdetector.
Voorkom dat de vlamdetector een direct of weerkaatst zicht heeft op
bronnen van vlammen die tijdens de normale activiteiten worden gebruikt,
zoals fakkelpijpen.
De vlamdetector mag niet direct tegenover hete oppervlakken worden
gepositioneerd.
Deze voorwaarden zijn cruciaal voor een geslaagde installatie. Ze dienen te
worden nageleefd tijdens het gedetailleerde ontwerp, de constructie en de
inbedrijfstelling van een branddetectiesysteem.
3.2
Dekking van de detector
Een softwareanalyse van het daadwerkelijke zichtveld van de detector kan
vereist zijn om een adequate dekking van de gevaren te garanderen. Deze
analyse kan eveneens worden gebruikt om het aantal detectoren en de
configuratie van het circuit te optimaliseren.
|
nl
Montage
79
loading