7.6. Veiligheidsfuncties
7.6.1. Automatisch ontdooien
Bij een lage temperatuur in de ruimte kan er tijdens gebruik ijsvorming ontstaan bij
de verdamper. Het apparaat start automatisch met ontdooien en het controlelamp-
je POWER knippert.
•
Wanneer het apparaat in de koelmodus of ontvochtigingsmodus wordt ge-
bruikt, merkt de sensor voor de omgevingstemperatuur dat de temperatuur van
de verdamperspoel lager is dan -1 °C. Nadat de compressor 10 minuten lang in
bedrijf is geweest of de temperatuur van de spoel is gestegen tot 7 °C, start het
apparaat weer in de koelmodus.
•
Wanneer het apparaat wordt gebruikt in de ontvochtigingsmodus, de tempe-
ratuursensor merkt dat de temperatuur van de verdamper lager is dan 40 °C en
het verschil tussen de temperatuur in het apparaat en de temperatuur van de
ruimte minder is dan 19 °C, begint het apparaat na 20 minuten met 5 minuten
ontdooien en knippert het controlelampje POWER.
7.6.2. Beveiliging tegen overbelasting
Bij een stroomuitval is er voor bescherming van de compressor een vertraging van 3
minuten tot de compressor weer wordt gestart.
134