4000 en SG 2200)
26 Moersleutel
N
27 Adapterkabel voor DC-uitgang
28 Luchtfilterset
L
29 Bougie
30 Knalpot
31 Transferschakelaar 230 V~ / 400 V~ (enkel voor SG
5500)
32 Fixeerknop voor transporthendel (niet voor E-SG 2200,
E-SG 4000 en SG 2200)
33 Elektrische startknop
6. Alvorens de machine in werking te zetten
6.1 Wielassemblage (enkel voor SG 3000, SG 4200
en SG 5500, afb. 8-10)
1. Plaats eerst één uiteinde van de bout (item 25) door
het gat in het frame en maak deze vast met een moer en
een borgring.
2. Stop de fitting door het andere uiteinde van de bout
(item 25) en plaats het wiel en de borgring, en maak dit
met de moer vast.
3. Plaats de wielbedekking en maak ze vast met clips
zoals uitgelegd op de binnenkant van de afdekking.
4. Zet het linkerwiel in elkaar volgens dezelfde procedure
als hierboven.
Belangrijk:
Het binnenwiel moet opgeblazen worden, want het is
met lage druk verscheept (max. meterdruk 3 bar/0,3
MPa).
6.2 Assemblage van de rubberpoten (niet voor SG
2200, E-SG 2200 en E-SG 4000, afb. 11)
Houd de poot (item 19) tegen het frame zoals
aangegeven. Plaats eerst de bout door het gat in het
frame en het gat in de poot en maak dit vast met een
moer. Zet vervolgens de andere drie bouten en moeren
volgens dezelfde procedure vast.
6.3 Assemblage van de transporthendel (enkel voor
SG 3000, SG 4200 en SG 5500, afb. 12-13)
Plaats de draaghendel (item 18) door de beugel en maak
hem vast met de knop (item 32). Plaats vervolgens de
bout met een pakking door het gat in het frame en de
drukstaaf. Maak ze vast met een borgring en een moer,
zoals getoond in afbeelding 12-13.
De gebruiker kan de positie van de draaghendel
aanpassen om de machine te verwijderen, door de knop
(item 32) los te laten en de draaghendel (item 18) naar de
horizontale positie te draaien.
6.4 Elektrische veiligheid
- Elektrische stroomkabels en aangesloten apparatuur
moeten in perfecte staat zijn.
- De generator dient enkel met apparatuur gebruikt te
worden waarvan de spanningsspecificaties voldoen aan
de uitvoerspanning van de generator.
- Sluit de generator nooit op de stroomvoorziening aan
(fittinguitvoer).
- Houd de kabellengte tot bij de verbruiker zo kort
mogelijk.
6.5 Milieubescherming
- Dank vervuild onderhoudsmateriaal en
bedieningsmateriaal bij het geëigende inzamelpunt af.
- Recycle verpakkingsmateriaal, metaal en plastic.
6.6 Aarding
De behuizing mag met de aarde verbonden worden
teneinde statische elektriciteit te ontladen. Hiervoor
verbindt u één uiteinde van een kabel met de
aardeaansluiting (6) op de generator en het andere
uiteinde met een externe aarde (bijvoorbeeld een
aardestaaf).
7. Bediening
Belangrijk!
U moet motorolie tanken (zie afb. 14) en brandstof
ingieten voordat u de motor kunt starten.
- Controleer het brandstofpeil en vul bij indien nodig.
- Zorg ervoor dat de generator voldoende geventileerd is.
- Zorg ervoor dat de onstekingskabel op de bougie is
32