Installeren/Verbinden
Aansluiten van externe componenten
Nr
Onderdeel
1
Microfooningangsaansluiting (Pagina 15)
2
Uitgangsaansluitingen (Zie het volgende "Externe versterkers aansluiten via uitgangsklemmen".)
3
DAB-antenne-aansluiting (Pagina 7, 36)
Externe versterkers aansluiten via uitgangsklemmen
Wanneer er een externe versterker op de uitgangsaansluitingen van dit apparaat
wordt aangesloten, dient u de aarddraad van de versterker veilig met het chassis
van de auto te verbinden om te voorkomen dat het apparaat beschadigd raakt.
Model
Uitgangsaansluitingen 2-weg crossover
REAR:
FRONT:
SW:
FRONT:
REAR/SW:
REAR/SW:
3-weg crossover
Achteruitgang
Tweeteruitgang
Voor-uitgang
Middenbereikuitgang
Subwooferuitgang
Wooferuitgang
Voor-uitgang
Middenbereikuitgang
Achter-/subwooferuitgang Wooferuitgang
Achter-/subwooferuitgang Wooferuitgang
Installeren van de DAB-antenne
Verbind de bijgeleverde DAB-antenne met de DAB-antenne-aansluiting. (Zie de
linkerkolom.)
Zie voor meer informatie de volgende pagina's.
VOORZORGEN
• De stripantenne (F) is uitsluitend voor gebruik in de auto.
• Installeer niet op de volgende plaatsen:
– waar de antenne het zicht van de bestuurder hindert.
– waar het de werking van veiligheidsvoorzieningen, bijvoorbeeld airbags, kan
hinderen.
– op beweegbare glazen oppervlakken, bijvoorbeeld de achterklep.
– aan de zijkant van de auto (bijvoorbeeld portier, voorzijruit).
– op achterruit.
• De signaalsterkte wordt zwakker wanneer de antenne op de volgende lokaties
is geplaatst:
– op IR-reflecterend glas of plaatsen die met spiegelachtige glasstroken zijn
bedekt.
– waar het de normale radio-antenne (patroon) overlapt.
– waar het ruitverwarmingsdraden overlapt.
– op glas dat radiosignalen blokkeert (bijvoorbeeld IR-reflecterend glas,
thermisch isolatieglas).
• Slechte ontvangst wordt mogelijk veroorzaakt door:
– ruis wanneer een ruitewisser, airconditioner of motor wordt ingeschakeld.
– de richting van de zender in verhouding tot de auto (antenne).
• Verwijder olie en vuil van het te gebruiken oppervlak met de bijgeleverde
reiniger (I).
• Buig en beschadig de stripantenne (F) niet.
• De antenne kan mogelijk niet in bepaalde auto's worden bevestigd.
• Controleer de richting van de kabel van de stripantenne (F) en versterkerunit (G)
alvorens op te plakken.
• Gebruik geen glasreiniger na het opplakken van de stripantenne (F).
33
NEDERLANDS