PROVOX Vega Manual De Instrucciones página 21

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 37
De Pharynx Protector is niet verwijderd
Als de punctiekanaaldilatator aan de voerdraad wordt gekoppeld voordat de Pharynx Protector
verwijderd is dan kan de procedure niet worden voltooid. Koppel de punctiekanaaldilatator in
dat geval los van de voerdraad en verwijder de Pharynx Protector. Zie ook "Herladen" hieronder.
Herladen
In sommige gevallen kan het nodig zijn om de punctiekanaaldilatator te herladen, bijvoorbeeld als de
stemprothese tijdens het plaatsen helemaal door het punctiekanaal getrokken is. De herlaadprocedure
is beschreven in hoofdstuk 2.2.3 en geïllustreerd in afbeelding 4.
1.6.2 Tijdens gebruik van de stemprothese
Losraken van de stemprothese – De stemprothese kan losraken als gevolg van infectie en/of
oedeem van de TE-punctie, granulatie rond het punctiekanaal of hypertrofische littekenvorming
rond het punctiekanaal. Losraken kan tot aspiratie of ingestie van de prothese leiden. Zie hieronder.
Aspiratie van de prothese – De stemprothese of andere onderdelen van het stemrevalidatiesysteem
kunnen per ongeluk worden geaspireerd. Net als bij andere lichaamsvreemde voorwerpen kan aspiratie
van een onderdeel obstructie of infectie veroorzaken. Acute symptomen zijn onder meer hoesten, een
fluitende ademhaling of abnormale ademgeluiden, dyspneu, ademhalingsstilstand, gedeeltelijke of
inadequate gasuitwisseling en/of asymmetrische thoraxbeweging bij de ademhaling. Complicaties
zijn onder meer pneumonie, atelectase, bronchitis, longabces, bronchopulmonale fistel en astma.
Als de patiënt kan ademen, kan het vreemde voorwerp mogelijk door hoesten worden verwijderd.
Bij gedeeltelijke of gehele luchtwegobstructie moet onmiddellijk worden ingegrepen om het vreemde
voorwerp te verwijderen. Bij verdenking op aspiratie van het hulpmiddel dient een CT-scan van
de longen te worden gemaakt om aspiratie te bevestigen en het hulpmiddel te lokaliseren. Als de
CT-scan aspiratie van het hulpmiddel bevestigt dan kan het hulpmiddel mogelijk endoscopisch met
een ongetande grijptang worden verwijderd.
De siliconen behuizing van de Vega stemprothese is ook endoscopisch te lokaliseren. Op een
CT-scan en tijdens endoscopie kan het hulpmiddel eruitzien als een ovale vorm met een opening in
het midden en een buitendiameter van ongeveer 10 tot 17 mm (de flenzen van het hulpmiddel), of
als een manchetachtige vorm met een schachtlengte van 8, 10, 12,5 of 15 mm, afhankelijk van de
maat van het hulpmiddel. Tijdens endoscopie kunnen reflecties van de lichtbron op het doorzichtige
siliconenrubber te zien zijn. Bij protheses die al enige tijd in situ zijn, kunnen ook witte of gele
candida afzettingen op het hulpmiddel te zien zijn.
Ingestie van de prothese – De stemprothese of andere onderdelen van het stemrevalidatiesysteem
kunnen per ongeluk worden ingeslikt. Net als bij andere lichaamsvreemde voorwerpen zijn de symptomen
veroorzaakt door ingestie van de prothese of een onderdeel van het stemrevalidatiesysteem grotendeels
afhankelijk van de grootte, de plaats, de mate van obstructie (indien aanwezig) en de tijdsduur dat
het lichaamsvreemde voorwerp aanwezig is. Ingeslikte onderdelen die onderin de oesofagus zijn
blijven zitten, kunnen oesofagoscopisch worden verwijderd of korte tijd worden geobserveerd. Het
voorwerp kan uit zichzelf in de maag terechtkomen. Lichaamsvreemde voorwerpen die in de maag
terechtkomen, passeren gewoonlijk het darmkanaal. Operatieve verwijdering van lichaamsvreemde
voorwerpen uit het darmkanaal moet worden overwogen wanneer darmobstructie, bloeding of
perforatie optreedt, of wanneer het voorwerp het darmkanaal niet passeert.
Spontane passage van het hulpmiddel kan 4 – 6 dagen worden afgewacht. De patiënt dient te
worden geïnstrueerd zijn of haar ontlasting te controleren op het ingeslikte hulpmiddel. Als het
hulpmiddel niet spontaan wordt geloosd of als er obstructieverschijnselen ontstaan (koorts, braken,
buikpijn) dan dient een gastro-enteroloog te worden geconsulteerd. De siliconen behuizing van de
Vega stemprothese kan endoscopisch worden gelokaliseerd en verwijderd. Het hulpmiddel kan met
een ongetande grijptang worden teruggehaald. Tijdens endoscopie kan het hulpmiddel eruitzien als
een ovale vorm met een opening in het midden en een buitendiameter van ongeveer 10 tot 17 mm
(de flenzen van het hulpmiddel), of als een manchetachtige vorm met een schachtlengte van 8, 10,
12,5 of 15 mm, afhankelijk van de maat van het hulpmiddel. Er kunnen reflecties van de lichtbron
op het doorzichtige siliconenrubber te zien zijn. Bij protheses die al enige tijd in situ zijn, kunnen
ook witte of gele candida afzettingen op het hulpmiddel te zien zijn.
Infectie en/of oedeem van de TE-punctie – Door infectie, granulatie en/of oedeem van het
punctiekanaal kan het tracé langer worden. Daardoor kan de prothese inwaarts en onder de tracheale
of oesofageale mucosa worden getrokken. Ontsteking of overgroei van de oesofageale mucosa kan ook
maken dat de prothese uit het punctiekanaal extrudeert. Tijdelijke vervanging van de prothese door
een prothese met een langere schacht is dan raadzaam. Als de infectie niet met een medicamenteuze
standaardbehandeling geneest dan dient de prothese te worden verwijderd. In sommige gevallen
kan stenten van het punctiekanaal met een katheter worden overwogen. Als het punctiekanaal zich
spontaan sluit, kan opnieuw puncteren voor het inbrengen van een nieuwe prothese nodig zijn.
Granulatie rond het punctiekanaal – Er is vorming van granulatieweefsel rond de TE-punctie
gemeld met een incidentie van ongeveer 5%. Elektrische, chemische of lasercauterisatie van het
granulatiegebied kan worden overwogen.
Granulatie/hypertrofische littekenvorming rond het punctie-kanaal – Bij een relatief korte
prothese kan de tracheale mucosa over de tracheale flens heen uitpuilen. Deze overmaat aan weefsel
kan met een laser worden verwijderd. Een andere oplossing is het gebruik van een prothese met een
langere schacht.
Protrusie/extrusie van de prothese – Tijdens infecties van de TE-punctie is soms protrusie en
daaropvolgend spontane extrusie van de prothese waargenomen. De prothese moet dan worden
verwijderd om losraken in de trachea te voorkomen. Het punctiekanaal kan zich na verwijdering van
de prothese spontaan sluiten. Opnieuw puncteren kan nodig zijn om een nieuwe prothese in te brengen.
Weefselbeschadiging – Als de prothese te kort of te lang is, of regelmatig door een laryngectomie
canule, een stomabutton of een vinger van de patiënt tegen de oesofaguswand wordt gedrukt dan
kunnen het punctiekanaal en het trachea- en/of oesofagusweefsel beschadigd raken. Inspecteer de
omstandigheden regelmatig om ernstige beschadiging te voorkomen.
Lekkage door de klep – Lekkage door de prothese kan ontstaan als gevolg van:
• Candida overgroei bij de klep en klepzitting. Dit kan leiden tot onvolledige sluiting van de klep,
waardoor lekkage door het hulpmiddel ontstaat. Dit is een normale gebeurtenis bij prothetische
stemrevalidatie en een indicatie dat de stemprothese moet worden vervangen.
• Grotere negatieve druk die tijdens het slikken in het PE-segment ontstaat. Om dit te onderzoeken
dient tijdens het slikken een transstomale inspectie van de klep van de prothese te worden
uitgevoerd.
21
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido