Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing,
d.w.z. dat de beveiligingen conform EN DIN 294 zijn
volgens tabel 4 voor personen boven de 14 jaar.
De DTB-compressoren zijn geschikt voor het creëren van een
overdruk tussen 0 en de op het typeplaatje (N) aangegeven
maximale druk (bar). Continue-bedrijf is toegestaan.
De omgevingstemperatuur en de aanzuigtemperatuur
moeten tussen de 5 en de 40 °C liggen. Bij temperaturen
buiten dit bereik
verzoeken wij u om overleg met ons te
plegen.
Deze drooglopende compressoren zijn geschikt voor het ver-
pompen van lucht met een relatieve vochtigheid van 30 tot 90%.
Er mogen geen gevaarlijke mengsels (b.v. brandbare of
explosieve gassen of dampen), extreem vochtige lucht,
agressieve gassen, waterdamp, oliedamp, oliesporen of vet-
ten aangezogen worden.
De standaard uitvoeringen mogen nimmer in explosie gevaarlijke
ruimten gebruikt worden. Speciale uitvoeringen zijn leverbaar.
Bij toepassingen, waarbij een ongeoorloofd uitzetten
of een storing van de vacuümpomp tot gevaarlijke situaties voor personen of installaties kan leiden, moeten voldoende
veiligheidsmaatregelen genomen worden.
Onderhoud en opstelling
Bij een pomp welke op bedrijfstemperatuur is kunnen de delen Q) een temperatuur bereiken welke boven de 70 °C kan liggen. Men
dient deze delen niet aan te raken. (zie afbeelding
Filterhuis (S), uitblaashuis (T), huisdeksel (b) en vetsmeernippels (L) moeten goed toegankelijk zijn. Voor onderhoudswerkzaamheden raden wij
aan om voor het filterhuis en het huisdeksel een afstand van 0,4 m vrij ter houden. De koelluchtinlaat en de koelluchtuitlaat dienen tenminste 20
cm van de dichtstbijzijnde wand verwijdert te zijn (uitgeblazen koellucht mag niet weer aangezogen worden). Indien de koellucht welke uit het
spiraalhuis (W
) komt afgevoerd wordt mag deze geen hinder ondervinden. (zie figuur
2
De DTB compressoren kunnen alleen in horizontale positie, zonder storingen gebruikt worden.
Bij een opstelling hoger dan 1000m boven zeeniveau kan een vermogensvermindering merkbaar zijn. In dat geval vragen wij u
contact met ons op te nemen.
De compressor kan zonder verankering op een vaste ondergrond worden opgesteld. Indien de pomp op een frame wordt gemonteerd adviseren
wij een bevestiging middels trillingsdempers. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
tot
)
De compressor mag niet zonder het standaard gemonteerde drukregelventiel en begrenzingventiel gebruikt worden, aangezien dan
de maximale druk overschreden kan worden.
Het veiligheidsventiel is een slijtdeel en moet na 10.000 uur of in ieder geval na twee jaar vervangen worden.
Bij de opstelling en het gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden
1. Drukaansluiting bij (B).
Een te kleine of een te lange blaasleiding vermindert de capaciteit van de compressor.
2. De elektrische motorgegevens bevinden zich op het typeplaatje (N) of op het motorplaatje. De motoren voldoen aan DIN/VDE 0530 en hebben
beschermklasse IP 54 en isolatieklasse F. Het aansluitschema bevindt zich in de aansluitkast van de motor (vervalt indien de motor voorzien
is van een stekkeraansluiting). Men dient de motorgegevens te vergelijken met het aanwezige elektriciteitsnet (stroomsoort, spanning,
netfrequentie, toelaatbare stroomsterkte).
3. De motor dient middels een motorbeveiligingsschakelaar te worden aangesloten op het elektriciteitsnet (voor de beveiliging van de motor dient
de motorbeveiligingsschakelaar, voor het vastzetten van de kabel dient de PG-schroef).
We adviseren het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar welke tijdvertragend uitschakelt, afhankelijk van een eventuele te hoog
amperage. Kortstondige elektrische overbelasting kan tijdens het starten optreden.
De elektrische aansluiting mag alleen door een erkende installateur worden uitgevoerd waarbij de richtlijnen volgens NEN 1010
dienen te worden aangehouden.
Inbedrijfname (figuur
tot
Het zakje met droogmiddel dient voor de inbedrijfname uit het filterhuis (S) te worden verwijderd.
Maximum aantal starts per uur: 6 (DTB 180 / 250), 4 (DTA 340 / 500)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (draairichtingspijl (O)).
Let op! Bij deze korte start mag de blaasleiding niet aangesloten worden (bij een tegengestelde draairichting en een aangesloten
blaasleiding kan er zich een vacuüm opbouwen welke de lamellen kan beschadigen wat tot breuk van de lamellen kan leiden).
2. Blaasleiding bij (B) aansluiten.
Is de pomp door leidingen van meer dan 3 m lengte
verbonden met de verbruiker, dan wordt de montage
van een terugslagklep (ZRK) tussen pomp en leiding aan-
bevolen, om na het uitzetten van de pomp terugdraaien te
voorkomen.
3. De gewenste drukken men middels het drukregelventiel (D)
instellen door het draaien van de regelknop in de op de knop
weergegeven draairichting.
Gevaren voor het bedienend personeel
Geluidsniveau: Het maximale geluidsniveau (ongunstigste
richting en belasting) is overeenkomstig 3.GSGV volgens
DIN 45635 paragraaf 13 gemeten en is in de tabel vermeld.
Wij adviseren, bij een voortdurend oponthoud in de nabijheid
van de draaiende pomp, gehoorbeschermende middelen te
gebruiken om een blijvende beschadiging van het gehoor te
vermijden.
)
DTB (02)
N
Q
e
c
a
Q
en
)
tot
DTB (62)
N
Q
A
c
a
Q
e
Q
M
L
Q
T
).
M
L
W
2
B
F
F
T
T
1