CoolAir RT880
6.3
Configuratie van de software van de installatie
Voor de eerste ingebruikneming van de installatie kan de besturing aan
de verschillende inbouwomstandigheden worden aangepast. Deze aan-
passing moet door de monteur worden uitgevoerd.
In een configuratiemodus worden de volgende parameters van de soft-
ware van de installatie (afb. 7, pag. 5) ingesteld:
Menu-
Parameter
niveau
1
Opgave
instelwaarde tem-
peratuur
2
Uitschakeling bij
onderspanning
3
Opgave bedrijfs-
modus
4
Fabrieks-
instellingen
5
Weergave
temperatuur-
eenheid
I
INSTRUCTIE
De configuratiemodus kan ook nog opgeroepen worden, als de onder-
spanningsbeveiliging de installatie heeft uitgeschakeld en er nog een
restspanning ter beschikking staat.
6.3.1
Starten en beëindigen configuratiemodus
De instelbare parameters kunnen in de configuratiemodus worden
gewijzigd:
➤ Houd bij het inschakelen met de toets AAN/UIT (afb. 7 1, pagina 5)
de beide toetsen + en – (afb. 7 6 en 7, pagina 5) zolang ingedrukt tot
de LED compressor knippert.
✓ U bent nu in de configuratiemodus.
✓ Het digitale display (afb. 7 5, pagina 5) toont gedurende 2 seconden
de displayversie (bijv. „3.1S").
✓ Het digitale display (afb. 7 5, pagina 5) geeft met het eerste cijfer het
menuniveau en met het tweede en derde cijfer de instelbare para-
meter weer – bijv.
waarde van 17 °C.
NL
Betekenis
De installatie start met de hier gedefini-
eerde temperatuur-instelwaarde.
De accubewaker schakelt bij de hier
gedefinieerde spanning de installatie uit.
De installatie start met de hier gedefini-
eerde bedrijfsmodus.
De parameters 1-3 kunnen op de
fabrieksinstellingen worden teruggezet.
De temperatuur kan in °C of °F worden
aangegeven.
voor menuniveau 1 en een opgegeven instel-
1.17
Installatie
Fabrieks-
instelling
20 °C (68 °F)
Waarde 4 =
22,8 V
0 = automati-
sche modus
--
°C
111