nl
110 | VLH 2155 | Bediening
6.6
Tijdens het werken aan het voertuig
GEVAAR – vallen of kantelen van het voertuig!
Gevaar voor overlijden of letsel tijdens het
gebruik van het hefplatform.
¶
Ga niet onder het voertuig wanneer het
voertuig niet stabiel op de looprails of de
hefbrugkrik staat.
¶
Voorkom extreme trillingen van het voertuig.
¶
Breng het voertuig en het hefplatform niet
aan het trillen.
¶
Gebruik steeds veiligheidsinrichtingen wan-
neer zware componenten (bijv. motoren,
transmissies) worden verwijderd of aange-
bracht. Breng de veiligheidsinrichtingen zo-
danig aan dat deze tot het voertuig reiken.
Laat het voertuig niet op de veiligheidsin-
richtingen zakken.
6.7
Voertuig neerlaten
GEVAAR – vallen of kantelen van het
voertuig!
Gevaar voor overlijden of letsel bij het neerlaten
van de draagarmen en van het voertuig.
¶
Controleren of opnameschijf veilig contact
heeft met de opnamepunten.
¶
Vermijd rukachtige bewegingen van de
draagarmen en van het voertuig.
GEVAAR – knelgevaar door de hefwagen bij
het neerlaten!
Gevaar voor overlijden of letsel bij het neerlaten
van de hefwagen.
¶
Controleer of er geen personen in het
voertuig of in de nabijheid van de hefbrug
aanwezig zijn.
¶
Controleer of er geen voorwerpen in de
nabijheid van de hefbrug aanwezig zijn.
¶
Op afstand van de hefbrug blijven.
1. Niet beveiligd gereedschap en andere voorwerpen
verwijderen van het voertuig en de hefbrug.
2. Veiligheidsgreep trekken en bedieningshendel kort
omhoog (o) drukken.
De draagarmen bewegen zich iets naar boven; de
sperklinken zijn ontlast.
3. Veiligheidsgreep trekken en bedieningshendel om-
laag (u) drukken.
Sperklinken bewegen naar binnen, de hefwagens
zijn ontgrendeld.
De draagarmen bewegen omlaag zolang de hendel
is aangetrokken.
4. Bij benadering van de ´veiligheidshoogte de voetbe-
scherming (ca. 200 mm hoogte) het gebied onder de
hefbrug visueel controleren.
|
1 689 989 141
2017-05-08
!
Eventueel neerlaatbeweging stoppen en gevaar
verhelpen.
5. Indien het gebied veilig is, de hefbrug helemaal om-
laag bewegen.
Het voertuig staat weer op de grond.
De vergrendeling van de draagarmen wordt opge-
heven.
"
Hefbrug en voertuig zijn helemaal neergelaten.
6.8
Voertuig uitrijden
1. Zorg ervoor dat het hefplatform volledig is neergela-
ten.
2. Opnameschijf helemaal omlaag draaien.
3. Draagarmen op maximale doorrijdbreedte zwenken.
4. Controleer of de uitrijzone vrij is van storende objec-
ten.
5. Rijd het voertuig recht uit het hefplatform.
"
Het hefplatform is leeg.
6.9
Uitschakelen
De VLH 2155 via de hoofdschakelaar uitschakelen:
1. hoofdschakelaar op de stand OFF (O) draaien.
2. Tegen onbevoegd inschakelen beveiligen.
"
Het hefplatform is uitgeschakeld.
Robert Bosch GmbH