VERHELPEN VAN STORINGEN
Probleem
Het geluid is onderbroken.
Geen geluid.
De bedrading is niet op de juiste manier
aangesloten.
Op de aangesloten component is het
afspelen gestopt.
Er is geen geschikte ingangsbron
geselecteerd.
De SPEAKERS-keuzeknop is niet correct
ingesteld.
De beveiliging is in werking getreden door
Het geluid valt
een kortsluiting, enz.
plotseling weg.
Het toestel is te warm geworden.
De automatische sluimerfunctie heeft het
toestel uitgezet.
De bedrading is niet op de juiste manier
Er komt slechts aan
aangesloten.
één kant geluid uit
de luidspreker.
De BALANCE-regelaar is verkeerd
ingesteld.
De kabels (+ en –) zijn verkeerd om
De lage tonen
aangesloten op de versterker of de
klinken te zwak en
luidsprekers.
de weergave is
sfeerloos.
De bedrading is niet op de juiste manier
U hoort een
aangesloten.
"gezoem".
De platenspeler is niet verbonden met de
GND-aansluiting.
De platenspeler is aangesloten op andere
Het volumeniveau is
aansluitingen dan de PHONO-
laag bij het afspelen
aansluitingen.
van een plaat.
De plaat wordt afgespeeld op een
platenspeler met een MC-cassette.
De component aangesloten op de LINE 2
Het volumeniveau
REC- of LINE 3 REC-aansluitingen van dit
kan niet verhoogd
toestel is uitgeschakeld.
worden of het geluid
is vervormd.
Het toestel staat uit of staat in wachtstand.
Het geluid is van
mindere kwaliteit
wanneer u luistert
met een
hoofdtelefoon
verbonden met de
cd-speler of het
cassettedeck die op
dit toestel
aangesloten zijn.
Het geluid is onderbroken.
Het geluidsniveau is
laag.
De Loudness-regelaarfunctie staat aan.
14
Nl
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Druk op de MUTE-toets op de afstandsbediening of
draai aan de VOLUME-regelaar.
Sluit de stereokabels van de audio-apparaten en de
luidsprekerkabels correct aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Zet de component aan en start het afspelen.
Kies een geschikte ingangsbron met de INPUT-
keuzeknop op het voorpaneel (of een van de INPUT-
keuzetoetsen op de afstandbediening).
Stel de overeenkomstige SPEAKERS-keuzeknop in op
de A-, B- of A+B-stand.
Controleer of de IMPEDANCE SELECTOR-instelling
juist is.
Controleer of de luidsprekerkabels niet in contact staan
met elkaar en of ze geen kortsluiting tegen het
achterpaneel van het toestel veroorzaken. Schakel
vervolgens de stroom van het toestel weer in.
Denk goed na over waar u het toestel plaatst. Let erop
dat de openingen in het bovenpaneel niet worden
geblokkeerd.
Controleer of er geen andere problemen zijn die het
probleem kunnen hebben veroorzaakt en zet dan het
toestel opnieuw aan.
Verbind de kabels correct. Als het probleem zich blijft
voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Stel de BALANCE-regelaar in op de geschikte stand.
Sluit de luidsprekerkabels aan op de juiste fase (+ en –).
Sluit de audiostekers stevig aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Verbind de platenspeler met de GND-aansluiting van
dit toestel.
Verbind de platenspeler met de PHONO-aansluitingen.
Gebruik een platenspeler met een MM-cassette.
Schakel de stroom van de component in.
Schakel het toestel in.
Druk op de MUTE-toets op de afstandsbediening of
draai aan de VOLUME-regelaar.
Draai het volume omlaag, stel de LOUDNESS-regelaar
op FLAT (vlak) en pas het volume opnieuw aan.
Zie pagina
3
5
8
8
8
4
5
—
7
5
9
6
5
5
5
—
—
8
3
9