•
DC 9 tot 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
•
DC 24 tot 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
[Fig. 7.2.3] (P.4) MA-afstandbediening
[Fig. 7.2.4] (P.4) M-NET-afstandbediening
A Niet-gepolariseerd
C Afstandbediening
•
De MA- en M-NET-afstandbediening kunnen niet tegelijkertijd of afwisselend
worden gebruikt.
Opmerking:
Zorg dat er geen draden worden afgekneld als u het deksel van de aansluit-
doos weer terugplaatst. Dit kan leiden tot beschadiging van de bedrading.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden
breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
•
Bevestig de bedrading van de stroombron aan de regeldoos m.b.v. een kabel-
doorvoer die spankrachten kan opvangen. (een PG-aansluiting of iets derge-
lijks) Sluit de transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok door
het uitduwgat van de regeldoos m.b.v. een gewone kabeldoorvoer.
•
Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindingen
goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer te-
rug. Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde volg-
orde.
Voorzichtig:
Let op dat de voedingsdraden nooit te strak staan. Dit kan leiden tot losra-
ken, oververhitting of brand.
Opmerking:
Aard de transmissiekabel via de aardklem
[Beperkingen op de Transmissiekabels]
[Fig. 7.2.5] (P.4)
G Buitenapparaat
I Binnenapparaat
K Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel
7.3. De elektrische bedrading aansluiten
(Zorg ervoor dat er geen speling in de aansluitklemschroeven zit.)
Zorg ervoor dat de modelnaam in de gebruiksaanwijzing die op het deksel van het
regelkastje zit hetzelfde is als de naam op de kenplaat.
1. Verwijder de schroeven (2 stuks) waarmee de afdekplaat bevestigd is om de
afdekplaat eraf te halen.
2. Open de uitduwgaten
(Gebruik hier een schroevendraaier of iets dergelijks voor.)
[Fig. 7.3.1] (P.4)
A Regelkastje
C Schroef
E Haal weg
3. Bevestig de bedrading van de stroombron aan de regeldoos m.b.v. een kabel-
doorvoer die spankrachten kan opvangen. (een PG-aansluiting of iets derge-
lijks) Sluit de transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok door
het uitduwgat van de regeldoos m.b.v. een gewone kabeldoorvoer.
[Fig. 7.3.2] (P.4)
A Gebruik PG-doorvoer zodat het gewicht van de kabel en externe krachten geen
trekbelasting op de klemaansluiting van de voedingskabel uitoefent. Borg de ka-
bel met een kabelklem.
B Voedingsdraden
D Gebruik een gewone bus.
4. Sluit de bedrading van de voedingseenheid, aarde, transmissie en
afstandsbedieningseenheid aan.
[Fig. 7.3.3] (P.4)
A Aansluitblok voor de voedingskabel
B Aansluitblok voor de transmissiekabels van het binnenapparaat
C Aansluitblok voor afstandsbedieningseenheid
D Naar eenfase voedingsbron
F Aansluitblok voor de transmissiekabel van het buitenapparaat (TB3)
G Transmissiekabel naar de afstandsbediening, het aansluitblok voor het binnen-
apparaat en de BC regeleenheid.
[Afgeschermde kabelaansluiting]
[Fig. 7.3.4] (P.4)
A Aansluitblok
C Afschermingsdraad
D De aarddraad van twee kabels worden samen op de S-aansluiting aangesloten.
(Eindaansluiting)
E Isolatietape (om te voorkomen dat de aarddraad in de afgeschermde kabel in
contact komt met de aansluitklem van de transmissiekabel)
40
B TB15
D TB5
van het buitenapparaat.
H Aarding
J Afstandsbediening
B Deksel
D Uitduwgat
C Trekkracht
E Transmissiedraden
E Transmissiekabel DC 30 V
B Ronde aansluitklem
5. Wanneer u klaar bent met de bedrading, zorgt u nog even dat er geen speling
in de aansluitingen is en dan bevestigt u de afdekplaat weer op de aansluit-
doos in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Opmerkingen:
•
Zorg ervoor dat u de kabels niet beschadigt als u het deksel van de
aansluitdoos er weer op zet. Als dit toch gebeurt kan de kabelaansluiting
los gaan.
•
Bij het monteren van de aansluitdoos dient u op te letten dat de aanslui-
tingen aan de zijkant van de doos niet los raken. Als er iets los raakt, kan
het apparaat niet goed werken.
Voorzichtig:
Zet de elektrische kabels buiten het apparaat vast met kabelklemmen.
Voorzichtig:
Leg de voedingskabel zo aan dat er geen spanning op staat, anders kan de
kabelaansluiting los gaan of kan er oververhitting of brand ontstaan.
7.4. De externe statische druk selecteren
De fabrieksinstelling voor externe statische druk is ingesteld op 20 Pa of minder.
Er hoeft daarom niet te worden geschakeld als het apparaat onder standaard-
omstandigheden wordt gebruikt.
Externe statische druk
20 Pa
40 Pa
60 Pa
[Fig. 7.4.1] (P.4)
<Adresbord>
7.5. De aansluitadressen instellen
(Zorg ervoor dat er geen stroom op het apparaat staat als u de adressen instelt.)
[Fig. 7.4.1] (P.4)
<Adresbord>
•
Er zijn twee types draaibare schakelinstellingen beschikbaar: voor het instel-
len van adressen 1 – 9 en groter dan 10, en voor het instellen van aftakkings-
nummers.
1 Hoe u de aansluitadressen instelt
Voorbeeld: Als het adres "3" is, laat SW12 (voor groter dan 10) dan op "0"
staan en breng SW11 (voor 1 – 9) in overeenstemming met "3".
2 Hoe u de nummers van de aftakkingen instelt bij SW14 (alleen voor de R2-
lijn)
Het aftakkingsnummer dat aan elk binnenapparaat is toegewezen, is het
poortnummer van de BC-bedieningseenheid waarop het binnenapparaat
is aangesloten.
Laat de waarde op "0" voor apparaten die niet tot de R2-lijn behoren.
•
De draaischakelaars worden in de fabriek allemaal op "0" gezet. Deze schake-
laars kunnen worden gebruikt om de addressen van de apparaten en de num-
mers van de aftakkingen naar keuze in te stellen.
•
De vaststelling van de aansluitadressen van het binnenapparaat varieert met
het systeem dat u gebruikt. Stel ze in overeenstemming met de technische
gegevens in.
7.6. De kamertemperatuur oppikken met de
ingebouwde sensor in een afstandsbe-
diening
Als u de kamertemperatuur wilt oppikken met de ingebouwde sensor in een af-
standsbediening, zet dan SW1-1 op het controlebord op "ON". U kunt, indien no-
dig, de instelling van SW1-7 en SW1-8 ook gebruiken om de luchtstroom aan te
passen als de thermometer van de verwarming op OFF staat.
Schakelaar
3
2
2
1
1
SWA
SWC
3
2
2
1
1
SWA
SWC
3
2
2
1
1
SWA
SWC